Reeds meer als 200 vlaggen verkocht, wees er snel bij om tijdig uit te zwaaien.

Beste mensen hier de documenten, Fake king Willy erkend dat we geen rechtsstaat hebben en geen wetten geldig zijn.

Maxima was ons kwijt, want we bestaan niet.

Wij geen Staat.

De regering geen bevolking.

Een koningspaar zonder koninkrijk.

Wetten zonder geldigheid.

Samen zijn we verkocht aan de hoofste bieder.

Pensioenpotten leeg gestolen door Rutte zijn misdaadsyndicaat.

Geen mensenrechten, want we bestaan ja niet.

Volgende week donderdag gaan we een groepsexperiment doen duidelijk communiceren, door te visualiseren en goed de info in ons op te nemen.

Wat eendracht met ons doet, als we ons niet meer laten verdelen door de linkmichels uit de politiek.

Hoe we onoverwinnelijk zijn tegen het Archonten kabinet.

Wat ons verbind, het herstellen van sociale controle door eendracht en er zijn voor elkaar.

Hoe gaan we anderen informeren en uitleggen hoe men onder het juk van de Rutte en Hugo de Jonge dictatuur uitkomt.

Als je weet dat je geen angst hoef te hebben, is de oorlog tegen het Nazi Kabinet gewonnen.

De legeropbouw in Europa, neem het gelaten en help het leger door ze de weg te wijzen naar het politiek uitschot.

Zwaai ze uit met de soevereine vlag de Nieuwe Bataafse Vlag.

De spirituele bevrijding voor ons allemaal, de politiek zal nu zelf door angst verteren.

Zo zijn nu eenmaal de natuurwetten.

De Nederlander heeft Maxima niet gevonden in 2012, we bestaan niet. Maxima – ‘The Dutchman does not exist’ / ‘De Nederlander’ bestaat niet

Dank deze uitspraak zijn verschillende mensen een brief gaan schrijven dat Maxima 100% gelijk heeft:

 

De Brief aan Maxima 2012

Aan:    HKH Princess Maxima                              Van: No Cancer Foundation vzw

            Paleis Noordeinde                                                    Paul Bellefroidlaan 16

            Postbus 30412                                               3500 Hasselt (Belgisch)

            2500 GK Den Haag                                     

Geachte Koninklijke Hoogheid.

We hebben de eer u te vragen de wereld te redden van de totale vergiftiging met zeer giftig kankerverwekkend gif.

Omdat vals gemerkt arseenzuur en chroomtrioxide (chroom VI) zeer problematisch gevaarlijk afval zijn van Billiton / Shell en andere pesticiden zoals Monsanto Roundup, Chemtrails-gif, fluoridegif, aspartaamgif, vakantiegif, stralingsgif. Enzovoort.

Dit is het resultaat van de voortzetting van het Hitler-kabinet uit Nederland, dat sinds 18 mei 1940 grondwettelijk niet meer bestaat.

Dit alles werd uitgevoerd vanuit de Bilderbergconferenties onder voorzitterschap van eerst Prins Bernhard, vervolgens Koningin Beatrix en nu Etienne Davignon, waarbij het nazi-regime van Hitler-kabinet werd voortgezet vanaf het grondgebied van het voormalige Nederland, dat werd overgenomen door de Europese Unie, met als volgende stap de totale vernietiging van onze democratie onder het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM), dat op 1 juli 2012 van kracht moet worden.

2 4   september 2007: Prinses Maxima spreekt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) toe in een lezing bij de presentatie van het rapport ‘Identificatie met Nederland’: 

      De Nederlandse identiteit bestaat niet.  

      En ook: er bestaat niet zoiets als de Nederlander

Dat het uitspreken van deze veel bekritiseerde woorden, prinses Maxima, veel moeite kost, is goed te zien op de foto rechts (bron: 23 februari 2009 © uitgeverij Tinsentiep Houten).

Dat prinses Maxima dit met grote moeite in het openbaar bekend heeft gemaakt, is de redding van het leven op aarde.

Daar zijn we je erg dankbaar voor. Dat je gelijk hebt en dat je (samen met anderen) leven op aarde gaat redden lees je hieronder:

1 Nederland (een lidstaat van Nederland) hield op 18 mei 1940 op te bestaan.

Op 10 mei 1940 viel het Duitse leger Nederland, België en Luxenburg binnen.

Op de ochtend van 13 mei 1940 arriveerde de prinselijke familie in Harwich. Om 10 uur die ochtend vertrok koningin Wilhelmina naar Hoek van Holland, waar een Engelse torpedobootjager [de HMS Hereward] haar opwachtte.

Een uur eerder [rond 9.00 uur] had het kabinet De Geer te horen gekregen dat de koningin zou vertrekken. Het was niet duidelijk waar te gaan, ‘s avonds om 19:20 vertrok ook de ministerraad met een Engelse torpedobootjager van Hoek van Holland naar Engeland, maar zonder de ministers Steenberghe en Van Rijn, zonder enig bevel aan de opperbevelhebber Generaal Winkelman.

Zonder kennisgeving aan de presidenten van de kamers en zonder enige overdracht van bevoegdheden aan de secretarissen-generaal. Minister Steenberghe informeerde later de secretarissen-generaal en generaal Winkelman in een vergadering over het vertrek van de koningin en regering en droeg de bevoegdheid over aan Winkelman (bron: Gerard’s WO II blog). https://gerard1945.wordpress.com/

Deze ‘verhuizing’ had de weg geëffend voor het Duitse burgerlijk bestuur onder Seyss-Inquart. Met alle gevolgen van dien. In Polen gebeurde dat ook omdat, net als in Nederland, de hele Poolse regering was gevlucht.

Omdat koningin Wilhelmina alle adviezen van haar ministers had genegeerd, werden Hitlers advocaten Nederland binnen gegooid.

Het verraad van Wilhelmina aan de Nederlandse bevolking.

Door schending van artikel 21 van de Grondwet, dat toen van toepassing was, heeft de Nederlandse regering zichzelf opgeheven. Seyss-Inquart kon zo de plaats van Wilhelmina als Reichstag overnemen.

Artikel 21 van de Grondwet van 1940: “in geen geval mag de zetel van de regering buiten het rijk worden verplaatst”.

Vanaf 18 mei 1940 schafte de Nederlandse regering zichzelf af op grond van artikel 21 van de grondwet van 1940 en werd ze een provincie van Duitsland onder het bestuur van het Hitler-kabinet. Dit was koningin Wilhelmina goed bekend voordat ze met haar regering naar Engeland vluchtte.

Dit voornemen werd bevestigd door het feit dat de Britse staatssecretaris van Buitenlandse Zaken op dezelfde dag een bezoek kreeg van de Franse ambassadeur, die hem vertelde dat de Franse regering zich grote zorgen maakte over de brief die koningin Wilhelmina aan de Franse president had gestuurd. , die hieronder is bijgevoegd.

In de brief van Wilhelmina werd volgens de brief aangegeven dat de Nederlandse regering wellicht van plan was om met de Duitsers te gaan onderhandelen. Dit was des te meer het geval zes dagen eerder, op 8 mei 1940, had de Nederlandse pers van prinses Juliana vernomen dat het huis van Oranje nooit zijn post zou verlaten (bron: Gerard’s WO II blog). https://gerard1945.wordpress.com/

Als gevolg van de onrechtmatige ‘zetelverplaatsing’ naar Engeland erkende Nederland niet alleen een militaire bezetting, maar ook een Duits burgerlijk bestuur onder Seysse-Inquart dat extra fataal was geworden voor het joodse deel van de bevolking.

In België en Denemarken – waar de vorsten op hun post waren gebleven – overleefde de overgrote meerderheid van de joden de oorlog.

In België was dit 90% van de Belgische Joden en 60% van de buitenlandse Joden (voornamelijk uit Duitsland en Centraal-Europa). Mede dankzij de Deense koning heeft zelfs 99% van de joden de oorlog overleefd.

Dit in tegenstelling tot het feit dat slechts 20% van de joden de oorlog heeft overleefd.

België en Denemarken kenden geen ‘Westerbork’ (Bronnen: Gutman, Encyclopedia of the Holocaust en Nada van der Zee, De Groene Amsterdammer, 14 mei 1997). (bron: Gerard’s WWII blog) https://gerard1945.wordpress.com/

Op 18 mei 1940 vaardigde Adolf Hitler decreet nr. 1 over de bevoegdheden van de overheid in Nederland.

Staatscommissaris Seyss-Inquart deed op 25 mei 1940 een oproep aan het Nederlandse volk voor bezet Nederlands gebied, waarin hij verklaarde dat hij met ingang van die dag het hoogste bestuursorgaan in het stadsdeel van Nederland had overgenomen.

Koninkrijkscommissaris Seyss-Inquart heeft bij beschikking van 29 mei 1940 alle bevoegdheden in Nederland overgenomen die de Grondwet en wetten aan de koning en de regering hebben verleend.

Op 5 juni 1940 kondigde Koninkrijkscommissaris Seyss-Inquart , in overeenstemming met Hitler’s decreet en zijn verordening, de volgende benoemingen aan:

1, voor administratie en justitie, Dr. Friedrich Wimmer;

2, Voor openbare veiligheid, SS-Brigadrefuhrer Hanns Rauter (Senior AA en politiechef);

3, voor Financiën en Economische Zaken, dr. Hans Fischboeck;

4, voor speciale zaken, Reichsamtleiter Fritz Schmidt;

5, als vertegenwoordiger van het ministerie van Buitenlandse Zaken, gezant Otto Bene;

6, Gemachtigd voor Nederlandse Bank den Ministerial director voor bijzondere aangelegenheden, Staatsrat HCH Wohilhat;

7, Als hoofd van de hoofdafdeling van het kabinet van de staatscommissaris voor het bezette Nederlandse grondgebied, ministerialrat dr. Hans Piesbergen.

Achtergrond: In mei 1940 werd het bezette Nederland onderworpen aan een Duits Burgerlijk Bestuur onder leiding van Reichskommissar voor het bezette Nederland, Arthur Seyss-Inquart. Als HSSPF was Rauter ondergeschikt aan Himmler, maar tegelijkertijd als commissaris-generaal voor Veiligheid was hij ondergeschikt aan Seyss-Inquart.

De Centrale Macht van de Nederlandse regering werd dus gevormd door;

1, Staatscommissaris Seyss-Inquart;

2, De vier Commissarissen General; 

Dr. Friederich Wimmer (Bestuur en Justitie),

Hanns Rauter (Openbare Veiligheid van de SS Brigardeführer),

Dr. Hans Fischboeck (Financiën en Economische Zaken),

Fritz Schmidt (Speciale Zaken en Reichamtsleiter).

3, De vertegenwoordiger van de rijkscommissaris voor de provincies; de commissarissen van de koningin tijdens de Tweede Wereldoorlog, al dan niet vergezeld van een bijzondere vertegenwoordiger, als gebiedsleider Schmidt voor de Nederlandse provincie Limburg.

4, De vertegenwoordiger van het Ministerie van Buitenlandse Zaken Otto Bene;

5, De Duitse gevolmachtigde voor de Nederlandse Bank Dr. Hans Piesbergen.

Vanaf dat moment benoemt en ontslaat de staatscommissaris;

1, Leden van de Hoogen Raad (Hoge Raad)

2, De procureur-generaal en de advocaten-generaal van het hooggerechtshof.

3, De presidenten van de rechtbanken;

4, De procureur-generaal bij de rechtbanken.

De overige gerechtsdeurwaarders worden benoemd en ontslagen door de secretaris-generaal van Justitie. Tenzij de staatscommissaris de benoeming of het ontslag voor zichzelf houdt. (bron: Staatsrecht Sinds 10 mei 1940, Bibliotheek Gemeente Amsterdam 24 augustus 1946).

Dit geeft de secretaris-generaal van Justitie een dictatoriale macht over alle gerechtsdeurwaarders.

Provinciale wet: in werking getreden op 1 september 1941.

Vanaf dit moment gelden de principes van de nieuwe provinciale wet;

1, Dat de commissaris van de provincie de wetgevende en uitvoerende macht heeft;

2, Dat de Commissaris van de Provincie de instructies van de centrale autoriteit dient op te volgen;

De Provincie is dus slechts een bestuursdeel van het Rijk (bron: Staatswet Sinds 10 mei 1940 bibliotheek Gemeente   Amsterdam 24 augustus 1946).

Gemeentewet: in werking getreden op 1 september 1941.

Vanaf dit moment gelden de principes van de nieuwe gemeentewet;

Dat de gehele bestuurlijke macht van de gemeente in handen is gelegd van een persoon, zijnde de burgemeester; dat de raad en de raad van burgemeester en wethouders zijn geëlimineerd; en dat de burgemeester alleen de regelgevende en uitvoerende macht heeft in de gemeente. Hieruit volgt dat de burgemeester als enige verantwoordelijk is voor zijn administratief beleid.

Dat de gemeente slechts een administratief onderdeel is van de staat. De gemeente kan geen beroep meer doen op haar onafhankelijkheid tegenover hogere organen (de provincie, de staat, vertrouwt niet langer op haar onafhankelijkheid, maar is gebonden aan de instructies van hogere organen). Met andere woorden, de zogenaamde autonomie van de gemeente is voorbij.

De gemeente is dus slechts een bestuursdeel van de Staat dat onder toezicht staat van de Commissaris van de Provincie en de Staat (bron: Staatswet Sinds 10 mei 1940 bibliotheek Gemeente   Amsterdam 24 augustus 1946).

Tussen 1941 en 1943 bezocht Prins Bernhard Lippe verschillende keren de Verenigde Staten van Amerika. Volgens verschillende bronnen, waaronder de Britse geheime inlichtingendienst (SIS), schreef hij tijdens zijn tweede bezoek (van 20 tot 25 april 1942) een brief aan Hitler dat hij zichzelf aanbood de rol van stadhouder over Nederland op zich te nemen.

De brief werd later vanuit Londen via Portugal naar Berlijn gestuurd. Het bestaan van deze brief wordt door de RVD ontkend, maar de geheime BVD-agent Jan Heitink had wel degelijk een kopie van de brief in handen; Gesigneerd door prins Bernhard von Lippe en Juliana. Bernhard wilde voor Hitler Nederlands nazi-stadhouder worden, wat uiteindelijk gebeurde op een manier zoals we hieronder kunnen lezen.

Na de oorlog zou het bestaan van deze brief door het SIS zijn bevestigd door generaal Eberhard Schöngarth (commandant van de Sicherheitspolizei en de Sicherheitsdienst en de SD) vlak voor zijn executie? De betreffende brief is gevonden in Berlijn.

Het is overigens opmerkelijk dat prins Bernhard von Lippe zijn brief juist in Amerika schreef en niet in Londen (Preston Bush?), Naarmate de brief ook vanuit de VS werd verstuurd. (bron: Gerard’s WWII blog) https://gerard1945.wordpress.com/

Na de Tweede Wereldoorlog

Op 5 mei 1945 wordt in Nederland gevierd dat op 5 mei Duitsland capituleerde in West-Nederland. Op die datum werd in Hotel De Wereld in Wageningen de capitulatie getekend tussen de Duitse generaal Johannes Blaskowiz en de Canadese generaal Charles Foulkes, in aanwezigheid van Prins Bernhard von Lippe. De overeenkomst is op 6 mei 1945 getekend in de Aula van de voormalige Landbouwschool naast Hotel de Wereld.

Prins Bernhard von Lippe was niet aanwezig. Deze akte zelf is aanwezig in het Gemeentearchief van Wageningen, gedateerd Wageningen 5 mei 1945.

In werkelijkheid was het slechts een akkoord over de technische ontwikkeling voor de Duitse troepen in Nederland van de capitulatie op 4 mei 1940 van de Duitse troepen in Noordwest-Europa. (bron: Wikipedia).

Dit bewijst dat als gevolg van de acties van Prins Bernhard von Lippe, niemand de capitulatie van Duitsland (het Hitler-kabinet) heeft ondertekend namens het Nederlandse staatshoofd of regeringsleider en niemand aanwezig was bij de ondertekening door de onbevoegde Duitse generaal Johannes Blaskowitz en de Canadese generaal. Charles Foulkes.

Staatsmatig betekent dit dat Nederland sinds 5 mei 1945 volwaardig lid is van Duitsland. Aangezien er geen handtekeningen zijn gezet, betekent dit dat Nederland per 18 mei 1940 en na de bezetting door het Hitlerkabinet grondwettelijk niet meer bestaat. op het voormalige grondgebied van Nederland voortgezet na 5 mei 1945.

Daarom zijn in Nederland sindsdien de minister-president, de ministers, de staatssecretarissen en de commissarissen van de koning of koningin, de burgemeesters, niet gekozen, maar beëdigd of benoemd door het staatshoofd. (Onrechtmatige Staatshoofd, stadhouder Bernhard von Lippe met Wilhelmina als Marionette)

Daarom is er in Nederland geen Grondwettelijk Hof, vanwege het ontbreken van legitieme wetgeving en het ontbreken van democratie in Nederland.

Juist door het ontbreken van legitieme wetgeving pleegt de regering vanaf 5 mei 1945 fraude en misdaad tegen de bevolking, door onrechtmatige wetten op te leggen zonder een rechtsgeldig fundament.

In 1996 werd het boek Óperatie JB “Het laatste grote geheim van WOII” gepubliceerd door Christopher Creighton, een voormalig agent van de Britse geheime dienst. Dit boek gaat over de ontvoering van de secretaris van Hitler, Martin Bormann, door een geheim Brits commando, genaamd Section M, in 1945. Deze inzet van de operatie door Ian Flaming en het operationele commando werd toevertrouwd aan Christopher Creighton, die toen amper 20 jaar oud was. oud.

Het boek noemt ook de Nederlandse onderzeeër KX VII die op 7 december 1941 door Creighton zou zijn opgeblazen. In een gesprek met Ian Fleming worden in hoofdstuk 9 herinneringen aan de onderzeeër in een bijlage opgehaald, de brief komt terug op het incident.

De beslissing om de Nederlandse onderzeeër te vernietigen werd genomen toen deze op 28 november 1941 de Japanse vloot ontdekte op weg naar Pearl Harbor.

De Nederlandse commandant, LTZ I HC Besançon, stuurde onmiddellijk een versleuteld bericht naar de leiding van de Britse marine. Dit bericht werd onderschept door de cryptografen van sectie M die het doorgaven aan generaal Donovan in Washington DC en majoor Desmond Morton van de Amerikaanse en Britse geheime diensten. Beiden informeerden hun leiders president Roosevelt en Winston Churchill.

Deze vier mensen waren op de hoogte van de op handen zijnde Japanse aanval, die strikt geheim moest worden gehouden. Op dat moment was 80 procent van de Amerikaanse bevolking isolationistisch en sterk gekant tegen een oorlog met Japan of Duitsland.

Roosevelt wilde een oorlog met Japan, maar kon niet zonder geldige reden de oorlog verklaren. De verrassingsaanval op de slagschepen in Pearl Harbor zou hem die reden geven. (de Bush familie is bij de financiering van WW2 betrokken en in veel naoorlogse misdaden tegen de mensheid)

De reden voor Amerika om in de oorlog betrokken te raken, was dat de Japanners anders de vrije hand zouden hebben om landen als India, Australië en Nieuw-Zeeland en vele andere landen in de Stille en Indische Oceaan te bezetten.

Deze zeer belangrijke bronnen van grondstoffen voor de Verenigde Staten zouden waarschijnlijk pas in een later stadium met grote moeite bevrijd kunnen worden. Bovendien hadden de Britten de steun van de Amerikanen nodig in hun strijd tegen Duitsland.

Omdat er duizenden geïmmigreerde Japanners in Hawaï waren, van wie sommigen werkten als spion voor hun land van herkomst, kon de oorlogshaven bij Oahu niet stand-by worden gezet.

De aanval moest geheim worden gehouden. Als dit niet het geval was geweest, zou keizer Hirohito, die erop stond dat het een complete verrassing zou zijn, de aanval hebben afgeblazen. Als bekend zou worden dat Roosevelt en Churchill op de hoogte waren van de aanval op Pearl Harbor en niets hadden gedaan om deze te voorkomen, zouden ze politiek worden geëlimineerd. Bovendien waren de geallieerde militaire inlichtingendiensten ervan overtuigd dat de geallieerde alliantie dan uit elkaar zou vallen, waardoor Japan, maar ook Duitsland, vrij spel zou krijgen. Daarom werd besloten het bemanningslid van de heer mevrouw K XVII het zwijgen op te leggen.

Zodra het bericht van de Nederlandse onderzeeër binnen was, kreeg ze het bevel terug te keren naar de basis in Singapore. De K XVII mocht geen haven aandoen en de bemanning moest zich onthouden van verdere berichtgeving over de Japanse vloot.

Onder de naam LTZ reisde Paul Hammond Creighton met de Berwick Vliegboot via Nova Scotia, Canada, San Francisco en het eiland Wake naar de Noordelijke Marianen, waar hij op afspraak aan boord ging van de K XVII.

Creighton was in het bezit van volmachten van de commandant van de Britse Onderzeebootdienst, admiraal Sir M. Horton, de Nederlandse marinecommandant in Londen, admiraal Furstner en koningin Wilhelmina.

Deze volmachten gaven hem de bevoegdheid om commandant Besançon operationele bevelen te geven, aangezien de Nederlandse onderzeeër onder Brits operationeel bevel stond. 

Bij een van de kleine Mariana’s, net ten zuiden van Pagan en ongeveer 800 zeemijl van Japan, werden kratten van de Berwick-vliegboot in de onderzeeër geladen.

De Nederlandse bemanning kreeg te horen dat er kerstgeschenken in de kratten zaten van hun collega’s in Engeland.

De meeste kratten bevatten inderdaad jenever, bier, champagne en andere kerstspullen.

Maar in een krat zat cyanidegas en in twee andere zaten explosieven met een ontsteking en timers. Creighton wachtte op een gecodeerd radiobericht. Mocht de Japanse vloot de aanval op Pearl Harbor afbreken, dan zou zijn operatie worden opgeschort.

De volgende dag, zondag 7 december 1941, mocht de Britse geheimagent de operatie voortzetten. Die avond verliet hij de K XVII en ging terug naar de Berwick. Een half uur later kwam het dodelijke cyanidegas vrij en kon je zien hoe de bemanning probeerde te ontsnappen uit de onderzeeër. Even later explodeerde het schip en zonk. Creighton stelde vast dat er geen overlevenden waren (bron: Go2War2).

Oorlogen als verdienmodel door de privé bankiers die eigenaar van de FED waren.

Prins Bernhard von Lippe hielp na de Tweede Wereldoorlog prominente nazi’s met KLM via Zwitserland te vluchten naar Argentinië, waarmee het Nederlandse koningshuis tot op de dag van vandaag hechte familierelaties onderhoudt.

Bernhard hielp prominente nazi’s te vluchten samen met de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, de heer CGWH Baron van Boezelaar van Oosterhout (partizaan) in het kabinet Beel (KVP). Minstens tien nazi-leiders zijn na de Tweede Wereldoorlog met paspoorten van het Internationale Rode Kruis in Genève naar Zuid-Amerika gevlucht.

Ze omvatten Adolf Eichman, Josef Mengele, Franz Stangl, Klaus Barbie en Erich Priebke.

Tot 1948 verstrekte het Internationale Rode Kruis maar liefst 63.750 reisdocumenten aan de nazi’s, die door Argentinië als officiële documenten werden erkend.

Adolf Eichman verkreeg zijn paspoort op 1 juni 1950 onder de valse naam Riccardo Klement, geboren in Bolzano. Op 17 juni 1950 zat hij al op de boot naar Argentienie. Hier vindt u ook de CIA-documenten over Hitlers verblijf in Tunja. (Colombia) bron: Gerard’s WWII-blog.

Van 24 juni 1945 tot 3 juli 1946: omdat Nederland vanaf 18 mei 1940 grondwettelijk niet meer bestaat, konden in Nederland na de oorlog geen Democratische Verkiezingen worden gehouden.

Daarom benoemde Koningin Wilhelmina, als opvolger van Adolf Hitler, het eerste naoorlogse Politiek Kartel kabinet Schermerhom-Drees ((bestond uit ministers van de SDAP (in 1946 samengevoegd met de VDB en CDU in de PVDA), de CHU’er Lieftink (later PVDA) en RKSP (betere KVP), evenals vijf niet-partijministers, van wie er twee later PVDA-leden werden)).

Onder haar leiding werd het Hitler-kabinet daarmee voortgezet als een illegaal staatshoofd. Deze opvolger van Hitler-Kabinet was een Fake ‘Royal’ Cabinet en wordt ook wel het ‘Emergency Cabinet’ genoemd.

Om deze voortgezette Hitler-Kabinet op voormalig Nederlands grondgebied onder leiding van voormalig Nederlands staatshoofd koningin Wilhelmina te kunnen voortzetten, was het noodzakelijk dat het volgende kabinet werd gevormd door de PVDA als opvolger van de Duitse NSDAP en KVP omdat kardinaal Pacelli (later paus PuisXII en Franz von Papen, vice-kanselier van Duitsland, onder leiding van Reichskanselier Adolf Hitler (sinds 30 januari 1933), werd op 8 juli 1933 benoemd tot Reich-Concdaat (National Constabulary), met artikel 14 over volgende passage:

De benoeming van aartsbisschoppen, bisschoppen enz. Wordt niet openbaar gemaakt voordat de gouverneur van de staat zich er naar behoren van heeft vergewist dat er geen bezwaren van algemene politieke aard zijn.

Daartoe kende kardinaal Pacelli Franz von Pape de hoge pauselijke onderscheiding van het Grootkruis in de Orde van Pius toe. Dit maakte het voor Hitler mogelijk om met steun van het Vaticaan een eenpartijenregime te leiden, omdat het Vaticaan zijn steun van de “Deutsche Zentrumspartei” (bron: Wikipedia) heeft ingetrokken.

Vanaf dat moment het Hitler-kabinet De oprichting van het grote Duitse Rijk” of “Europese Unie”, dat vanaf 5 mei 1945 werd voortgezet vanuit het voormalige Nederlandse grondgebied onder leiding van de Nederlandse staatshoofden Koning Wilhelmina, Juliana en Beatrix , had volledige macht over de rooms-katholieke kerk, de grootste christelijke kerk ter wereld. Deze des te meer voormalige kardinaal Pecelli van 1939-1958 Paul Pius XII was Paus Johannes Paulus 1 wilde deze situatie veranderen in 1978 en werd daarom 33 dagen na zijn aantreden vergiftigd met arseen (bron: Restoration of the Republic 13 mei 2012).

Moet hij daarom op 16 augustus 1978 worden opgevolgd door paus Johannes Paulus II? Karol Josef Wojtyla (paus Johannes Paulus II en Bernard van Lippe-Biesterfeld (Prins van Oranje)) werkte voor IG-Farben (bronnen bestuursvraag # 57569 en Telegraph 8 maart 2010). Ten tijde van de opkomst van Hiltler was de holing IG-Farben-Internessengemeinschaft Farben de machtigste economische organisatie in Duitsland. De groep kwam al snel dichter bij de opkomende Adolf Hitler en zou tijdens de Tweede Wereldoorlog nauw samenwerken met het nazi-regime.

Zo besloot IG-Farben op 22 februari 1941 om de fabriek van Buna Werken in Auschwitz te bouwen, waar dwangarbeiders konden worden ingezet. IG-Farben was een groot kartel van een aantal Duitse bedrijven, waaronder BASF, Bayer, Hoechst, Agfa, Casella, Huels en Kalle. Dat conglomeraat was het geesteskind van de grote financiers van Hitler’s opkomst en dat zou leiden tot intense samenwerking in de aanloop naar en in de loop van de Tweede Wereldoorlog.

Zo leverde IG-Farben de explosieven en synthetische benzine voor het Duitse leger. Volgens een aantal experts zou Hitlers oorlogvoering zonder IG-Farben niet eens mogelijk zijn geweest (bron Managing21 van 22-02-05) Paus Johannes Paulus II was de eerste paus die de Bilderberg-conferentie bijwoonde van 3 tot 6 juni 1999 in Sinta , Portugal, waar ook koningin Beatrix, Boris Jeltsin, Bill Clinton, Steven Spielberg, Ted Turner en de Nederlandse premier Wim Kok (PvdA) aanwezig waren. Het is goed om te weten dat kort daarna in oktober 2011 de Club van Madrid is opgericht. Dit is een club bestaande uit 70 voormalige staatshoofden onder voorzitterschap van Wim Kok (PvdA). Gezien de inhoud van deze brief is het duidelijk dat deze club niet is opgericht om de mondiale democratie zoals deze is geschreven te versterken.

Op 13 augustus 1814 werd het eiland Banka (Indonesië) door de Engelsen verruild voor de “vestiging Chochin (India)”. Een jaar later (18 juni 1815) werd Napoleon Bonaparte definitief verslagen door een combinatie van Brits / Nederlandse, Hannoveraanse en Pruisische legers tijdens de slag bij Waterloo (toen het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, nu België). Dit gebeurde onder leiding van de hertog van Wellington, Blusher en de prins Willem van Oranje-Nassau (William Frederick George Louis).

Voor en tijdens deze slag financierden de Rothschild’s (Ashke-Nazi Joden) niet alleen Engeland en Duitsland maar ook Frankrijk en dus Napoleon door middel van goudsmeden overzee. De juiste investeringssituatie is gecreëerd ten koste van oorlogen, dood en vernietiging. Dit gaf de Rothschild de controle over de helft van de rijkdom van de wereld in één klap, evenals over de bank van Engeland en de volledige aandelenhandel, die tot op heden niet is veranderd. Het belangenconflict tussen de koninklijke huizen en de Ashke-Nazi (Rothschild’s) was al een feit en voor altijd verenigd. 

Deze bloedlijnen, waaronder de Britse en Nederlandse koninklijke families, hebben zichzelf in de afgelopen 200 jaar uitgeroepen tot elke oorlog en revolutie / rebellie enorm verrijkt. Dit maakte hen met grote sprongen na elke oorlog invloedrijker en machtiger.

Door deze banden en relaties wilden de Engelsen het eiland Biliton, dat bij Banka (Indonesië) hoort, behouden, maar ondanks de goede relaties. op 17 maart 1824 droegen de Engelsen het over aan de Nederlanders. Het was de hoofdmachtprins Willem Frederik Hendrik die als eerste staatshoofd van de Nederlandse staat garant stond voor het krediet. Dit betekende dat het koninklijk huis 100% aandeelhouder was. Dit heeft zich verder ontwikkeld en in 1924 overgedragen aan de toen opgerichte Gemeenschappelijke Mijnbouwmaatschappij Biliton (GMB) waarin de Nederlandse staat voor 5/8 participeerde.

Het koningshuis bleef grootaandeelhouder, waardoor er een belangenconflict ontstond tussen de Staat der Nederlanden en het koningshuis. In 1970 werd Biliton (waar de Budelco zinkfabriek in Budel deel van uitmaakte) overgenomen door Shell.

De chemiereus IG-Farben nam de Holland-route naar de VS en maakte gebruik van de diensten van BBH, UBC en Dillon Read. Net als Thyssen richtte zij in Nederland haar eigen bank op: de Hollandsche Koopmansbank in Amsterdam (1923). Maar ook de Zweedse Enskildabank had een groot aandeel in het nieuwe bedrijf. Vanaf het begin stond de HKB onder leiding van Gerhard Fritze. 

Hij was getrouwd met een telg uit de familie IIgner, en dit was een van de redenen waarom hij steeds meer betrokken raakte bij de activiteiten van IG-Farben achter de schermen van de internationale politiek. Een ander lid van de familie had de leiding over de inlichtingendienst NW7 (waarvoor Prins Bernard werkte) van de vurige zoektocht naar Lebensraum door het chemiebedrijf Max IIgner.

Princes Armgard zur Lippe Biesterfeld, de moeder van Prins Bernard, was een van zijn vrienden. Een verbinding die niet alleen zoete vruchten zou afwerpen. In 1929 verkreeg Fritze de Nederlandse nationaliteit. Voor die tijd was hij gemakshalve al omgevormd tot Zweed, om het proces van toenadering tussen IG-Farben en Enskilda wat vlotter te kunnen begeleiden. In Nederland hield hij vooral toezicht op de geldstroom tussen het Duitse moederbedrijf en de Amerikaanse dochter Chemnyco. 

Deze tak stond onder leiding van Rober IIgner, een Amerikaanse genaturaliseerde broer van Max IIgner, die werd bijgestaan door de bekende GGH en UBC van Prescott Bush en Averill Harriman. Volgens berichten speelden Fritze en Max een niet onbelangrijke rol bij het samenbrengen van de Nederlandse kroonprinsen Juliana en de prins Bernard zur Lippe Biesterfield, die nu in aanbouw is voor NW7. Bernard nodigde prominente nazi’s uit voor zijn huwelijk met Juliana waar de Hitlergroet werd gebracht (Heil Hitler) (bron: No Cancer Foundation).

Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog zag August Thyssen, de grootste militaire producent van Duitsland, zijn staalimperium in gevaar komen. In het “neutrale” Nederland opende hij de Bank voor Handel en Scheepvaart in Rotterdam. Op deze manier kon hij zijn oorlogsbuit op tijd afleiden van de August Thyssen Bank in Berlijn (voorloper van de BIS Bank) tegen de schadeclaims van het verdrag van Versailles. 

De oude August schonk 100 miljoen dollar en zijn industriële imperium in het Ruhrgebied aan zijn zoon Fritz. In 1923 raakte Fritz in de ban van Adolf Hitler, de man die de Duitse industrie kon redden van de opstandige arbeidersklasse. De stalen baron ontmoet Adolf Hitler en generaal Erich Ludendorff en besluit 100.000 goudmarkeringen te geven aan de startende NSDAP. Overgrootvader en grootvader Bush hebben er goed werk van gemaakt. Via Brown Brothers & Harriman investeren ze in nazi-Duitsland, via de UBC-bank van Thyssen krijgen ze hun wapenwinsten terug in de Verenigde Staten. In 1934 loopt de winst op tot honderden miljoenen die ook naar Rotterdam en New York vloeien. In New York is Prescott Bush nu algemeen directeur UBC-Bank

Daarom moest de PvdA als nieuwe partij doorbreken voordat de zogenaamde ‘democratische verkiezingen’ konden worden gehouden. In de Nederlandse politieke geschiedenis verwijst deze doorbraak naar de beweging direct na de Tweede Wereldoorlog om één progressieve partij te vormen die progressieven met een katholieke, protestantse, sociaal-democratische of liberale achtergrond moest verenigen. Om dit te laten gebeuren, moest het oude, gecompartimenteerde politieke systeem worden “doorbroken”. 

Wat we nu weten in 2020, is dat de PVDA de meeste naoorlogse schade heeft toegebracht aan de gegijzelde bevolking van voormalig Nederland, door pensioen en AOW fondsen roof, waar iedereen die geld ingelegd heeft van betroffen is.

Het idee van een doorbraak leidde tot de oprichting van de PvdA (voorheen SDAP, VDB en CDU), die werd opgericht op 9 februari 1946. De KVP was al in 1945 opgericht als opvolger van de vooroorlogse RKSP, waarmee Koningin Wilhelmina kon rekenen op het KVP / PvdA-kabinet dat ze wilde bij het uitroepen van zogenaamde “democratische verkiezingen” na 9 februari 1946. Direct daarna werden er nieuwe verkiezingen uitgeschreven, die plaatsvonden op 16 mei 1946.

Nadat uit de verkiezingen bleek dat KVP en PvdA voor het vormen van een nieuw kabinet meer dan de meerderheid van de stemmen hadden gekregen, heeft het kabinet Schermerhorn-Drees ontslag aangevraagd. Na de vorming van het kabinet Beel (VD / PvdA), dat kon rekenen op de steun van een meerderheid van de Tweede Kamer, verleende de Koningin het ontslag. Als waardering hiervoor werd voormalig premier LJM (Louis) Beel (KVP) vervolgens in 1959 benoemd tot vice-president van de Raad van State, dat hij bleef tot 1972. Hierdoor kon het Hitler-kabinet, onder leiding van de opeenvolgende Nederlandse Hoofden van Staat Wilhelmina, Juliana en Beatrix, met de hulp van alle daaropvolgende gekozen kabinetten uit voormalig Nederlands grondgebied, haar werkzaamheden tot op de dag van vandaag voort te zetten. 

Iedereen op de hele wereld (behalve Maxima) heeft er maar liefst 67 jaar over gezwegen.

Van 1945 tot heden: voorzitter Jan Donner (de grootvader van huidig vicepresident Piet Hein Donner van de Raad van State) van de Centrale Reinigingsraad besloot dat economische collaborateurs als Damme (maar ook Philips opdrachten voor Duitse organisaties uitvoerden) zou niet worden vervolgd. In 1949 werd Damme sr. Echter gecensureerd en onvoorwaardelijk uitgesloten van vervolging. De reden hiervoor is volgens Melhuizen als volgt.

“In het geval van Werkspoor zijn er achter de schermen belangrijke maatschappelijke krachten actief geweest om de rechtsgang te beïnvloeden. Dit kwam mede doordat Damme sr. Een prominent lid was van het” wij-circuit “; hij was voorzitter van de Stichting van de Arbeid , commissaris van de Nederlandse Bank en bevriend met de socialistische premier Willem Drees, met de liberale politicus en werkgeversvoorzitter DU Stikker en kwam naar het huis van Prins Bernhard.

Daarnaast was Work in de race om 200 miljoen gulden aan spoorwegmaterieel naar Argentinië te leveren. Het was toen een mega-order, die als zeer belangrijk werd beschouwd voor de wederopbouw van Nederland. En dus had het kabinet-Drees een belangrijk argument in handen om Damme sr. Te sparen, zoals zoveel andere vooraanstaande industriëlen. Het land moest worden herbouwd en de industrie, die de oorlog zo goed had doorstaan, was hard nodig. Meihuizen noemt dit opportunisme in dienst van de wederopbouw.

Het feit dat Werkspoor werd gesanctioneerd en 30 miljoen gulden aan steekpenningen mocht betalen aan dictator Juan Peron bewijst dat de mega-order gewonnen moest worden. In 1951 mocht Prins Bernard Evite Peron het Grootkruis in de Orde van Oranje Nassau toekennen. Het idee kwam van dezelfde Stikker, in zijn hoedanigheid van minister van Buitenlandse Zaken, onder het motto: “Het kost zo weinig en het geeft zoveel plezier” Bovendien had Prins Bernhard “een parelketting” ter waarde van dertigduizend guldens voor Evita Peron.

Prins Bernhard en Frits Philips waren persoonlijk goede (jacht) vrienden. Een uitgebreid rapport van de Amerikaanse inlichtingendienst OSS (Office of Strategic Services), de voorloper van de CIA uit 1943.

met de titel “De Philips Groep zit vol met aantijgingen; Bijvoorbeeld:” de interne politie van Philips (….) werkt nauw samen met de GESTAPO “En:” in het bedrijf zitten fascisten of mensen met pro-fascistische ideeën . De directeur van Philips Argentina is een nazi-spion “, zegt het rapport. Het rapport, meer dan duizend pagina’s dik en met het stempel” Geheim “, werd onlangs ontdekt door een Duitse onderzoeker in een archief in Washington. 

Dit historische document laat ook zien dat de Philips Summit in 1942 de OSS aanbood om het internationale netwerk van Philips te gebruiken als informatiebron en als dekmantel voor spionageoperaties. Waarop zijn de OSS-beschuldigingen van samenwerking gebaseerd? En waarom geeft het bedrijf zelf geen volledige openheid? Argos over koopman, spionage en dubbelspel. Een verslag van Gerard Leenders en Huub Jaspers. Presentatie: Max van Weezel (bron: VPRO-VARA 25 februari 2002).

Onderweg hoorde nazi-collaborateur Willem Sassen (zoon van NSB-burgemeester JCHMW Sassen in de gemeente Veghel) dat hij in Nederland bij verstek was veroordeeld tot 20 jaar dwangarbeid en dat hij in België in afwachting was van de doodstraf. 

Bij aankomst nam hij contact op met de voormalige secretaris van Goebbels; Wilfred von Oven, uitgever van het tijdschrift “Die Freie Presse” en “La Plata Ruf”. Bij het tijdschrift “die Freie Presse” ging hij aan de slag als journalist en hield hij zich bezig met vertalingen in het Spaans van Shakespeare, Goethe en Schiller.

Opererend onder verschillende pseudoniemen, publiceerde hij ook het boek “Die Jünger und die Dirnen” bij dezelfde uitgever. Als spookschrijver herschreef Sassen drie werken van Hans-Urich Rudel: “Trotzdem”, “Mein Dank an Argentinien” en “Es geht um das Reich”. Deze boeken zijn uitgegeven door Durer-Verlag. Daarnaast werkte hij ook als literair agent voor de Amerikaanse tijdschriften “Time-Life” en was tot 1965 speciaal correspondent voor “de Telegraaf” in Argentinië.

Prins Bernhard werkte ook nauw samen met deze Nederlandse nazi-journalist Willem Sassen in Argentinië. Onder leiding van Peron werkte Willem Sassen als public relations officer voor Eva Peron en als militair adviseur voor Perón. Tijdens een officieel bezoek van Prins Bernard 1951 werkte hij als tolk en begeleider. De prins was daar bij een stationsbezoek en Bernhard ontmoette Kurt Tank ook tijdens een demonstratie van de Pulqui II, die destijds de ultramoderne straaljager maakte die Argentinië tot een van de modernste legers had gemaakt. Krut Tank maakte deel uit van een groep nazi-technici die naar Argeninia waren gevlucht, waar ze een veilige schuilplaats hadden gezocht en de vliegtuigindustrie hadden opgebouwd. 

Sassen was in de jaren zestig inmiddels gescheiden van Miep en trouwde met Elsje Delbaere, met wie hij twee kinderen kreeg. Na de val van Perón werkte hij voor een waterbedrijf genaamd “Industria Integral de Aque”. In de hoofdstad ontmoette hij in de Duitse club de grote nazi-figuren van zijn tijd, die ook hun toevlucht hadden gezocht in Argentinië. Hij ontmoette Leon Degrelle, Hans Ulrich Rudel en Otto Skorzeny. Een zekere Ricardo Klement (Adolf Eichmann) benaderde Willem Sassen, die na lezing van enkele door Sassen gepubliceerde werken contact met hem wilde opnemen. 

Deze man bleek Adolf Eichmann te zijn en was in 1950 met het Italiaanse schip “Giovanni” in Buenos Aires aangekomen en had zich sindsdien op afstand gehouden van de grote nazi’s die zich in de verschillende Duitse clubs verzamelden.

Eichmann wilde zijn ervaringen op papier zetten om de wereld zijn bekende onschuld te tonen. De interviews die volgden, werden op band opgenomen en zouden na de ontvoering van Eichmann in mei 1960 voor veel geld aan diverse media worden verkocht. 

De grond werd echter te heet onder zijn voeten toen binnen de nazi-kringen werd aangenomen dat Willem Sassen mogelijk betrokken was geweest bij de ontvoering van Eichmann. Hij gaf Mossad informatie over de verblijfplaats van Eichmann. 

Vanwege deze mogelijke implicatie vluchtte Willem Sassen voor twee jaar naar Rome om aan mogelijke wrekers te ontsnappen. Na twee jaar keerde Willem Sassen terug en begon met het importeren van wapens. Hij werd een vertegenwoordiger van de Oostenrijkse Steyr-Daimler-Puch-groep voor heel Latijns-Amerika. 

Willem Sassen had nu een Duits paspoort waarmee hij af en toe naar Duitsland en Nederland reisde voor transacties en familiebezoek. De straf van Willem Antonius Maria Sassen is rond 1976 verjaard en komt sindsdien niet meer in aanmerking voor strafrechtelijke vervolging. Volgens de toenmalige officier van justitie De Beaufort is de zaak van Willem Sassen verjaard. “Hij mag vrij in zijn vaderland verblijven”. In België werd hij echter bij verstek ter dood veroordeeld, in Nederland slechts 20 jaar journalistieke ontkenning (bron: Go2War2).

Het overheersende idee van wederopbouw en de noodzaak om niet te veel nadruk te leggen op het bedrijfsleven heeft geleid tot een stroom van ‘demarches’ (die de rechtsgang beïnvloeden) door opeenvolgende ministers van justitie, bijgestaan door bevriende captains of industry ”. dit spel was Dr. J. Donner, voorzitter van het Hooggerechtshof en voorzitter van de Centrale Reinigingsraad voor Bedrijven.

Het voorkeursbeleid van voorzitter dr. Jan Donner met betrekking tot economische collaborateurs was succesvol uit de 32.000 zaken van economische samenwerking, uiteindelijk werden er ongeveer 700 voor de strafrechter gebracht. 

Dit waren de industriëlen met pech, meestal aannemers, de “bunkerbouwers”. Het waren gewoon patjepeepers die hun afkomst niet hadden, zegt Meihuizen cynisch. Ze hadden zich ook schuldig gemaakt aan de meest zichtbare vorm van economische samenwerking die bunkers iedereen konden zien. Dit gold in veel mindere mate voor de bankensector. Dit kwam vrijwel ongedeerd uit de strijd.

1953: Andre Donner (ARP), de vader van de huidige vice-president Piet Hein Donner van de Raad van State, was van 17 april 1950 tot 6 januari 1954 lid van de Staatscommissie Van Schaik, die de herziening van de 1953 voorbereidde Grondwet. Met deze herziening van de Grondwet is artikel 60 van de Grondwet als volgt uitgebreid.

“De rechter beoordeelt de grondwettigheid van overeenkomsten niet”.

De definitie van “verdrag” met buitenlandse mogendheden, heeft de Commissie van de Grondwet van Eysinga uit 1950 in haar plenaire verslag van 16 september 1950 als volgt bepaald.

` Zonder te claimen uitputtend te zijn, geeft de Commissie hierbij een lijst met de meest bekende namen: Tractaat (verdrag, verdrag), Convention Convention Engels en Frans Handvest (Charter, Charter, Covenant, Pacte) Statuut, Akte, Slotakte ( final act, acte final) Algemente Akte (general act, acte general), Akkoord (akkoordakkoord), Schikking (regeling Engels en Frans), Verklaring of declaratie (aangifte, aangifte) Protocol (protocol, protocol) Overeengekomen notulen, Briefwisseling of brieven, brieven bijlagen (begeleidende brieven) Mode vivendi, arbitragecompromis, Memorandum of Understanding (D ‘Accord) Memorandum’.

Omdat de grondwettigheid van een verdrag, conventie, charter, convenant, statuut, akte, overeenkomst, schikking, verklaring, verklaring, protocol, notulen. Overeenkomst, brief, memorandum, arbitrage van compromis, memorandum, etc. mogen niet worden beoordeeld door een rechtbank, wat betekent dat deze niet mag worden beoordeeld in het licht van de grondwet (artikel 94 van de grondwet, Ned), als gevolg van waarvoor ze geen toepasselijke juridische toepassing hebben in Nederland. André Donner kon dit allemaal zonder enig risico te lopen. Zijn vader Jan Donner was toen (van 1946 tot 1961) president van de Hoge Raad der Nederlanden.

Misdaden van de kartelpartijen, die de gegijzelde bevolking wil laten betalen voor hun milieu delicten door CO2 belasting heffing.

1962: als gevolg van deze grondwetswijziging die werd aangebracht door de vader van Piet Hein Donner, baanden vicepresident Louis Joseph Maria Beel (KVP) en president Koningin Juliana van de Raad van State de weg voor de publicatie van een positief advies, waarop het Kadenkabinet DE (KVP, CHU, ARP (nu CDA en VVD ) op 21 april 1962 verklaarde dat de Bestrijdingsmiddelenwet in werking is getreden die geen rekening houdt met

– de nadelige effecten van die pesticiden tijdens de gebruiks- en afvalfase

– en dat de niet-actieve chemische stoffen, omdat ze onbekende andere zeer giftige, giftige bijtende of schadelijke stof (fen) zijn, niet op zeer ernstige wijze geëtiketteerd hoeven te worden in strijd met de artikelen 1, 21 en 22 van de Grondwet, die niet langer worden beoordeeld door een rechtbank. Een grondwet die niet meer bestaat vanaf Mei 1940.

De grootaandeelhouders van Shell / Biliton (waaronder het Koninklijk Huis en de Nederlandse Staat) maakten gebruik van de tekortkomingen in de Bestrijdingsmiddelenwet die de Raad van State en de Nederlandse Staat er bewust in hadden ingebouwd om het zeer problematische gevaarlijke afval te kunnen verkopen met zeer hoge concentraties van extreem giftige, volledig in water oplosbare kankerverwekkende stoffen arseenzuur en chroomtrioxide (chroom VI) als pesticide gedurende lange tijd, in plaats van het voor altijd tegen zeer hoge kosten te bewaren, zoals wettelijk verplicht was, althans vanaf 1986.

Achteraf is ontdekt dat, met hulp van Andre Donner, deze tekortkomingen in de Bestrijdingsmiddelenwet zullen leiden tot schadeclaims tegen Shell / Biliton (en dus tegen de Koninklijke Familie) die niet meer kunnen worden betaald, dit komt door de simpele feit dat een “overeenkomst” of “verdrag” waarvan de grondwettigheid niet langer wordt beoordeeld door een rechter vanwege het optreden van Andre Donner, geen “wet” is zoals de pesticidenwet en het feit dat vanwege het niet bestaan van Nederland vanaf 18 mei 1940 geen rechtskracht kan worden ontleend aan de Bestrijdingsmiddelenwet van 21 april 1962.

1954 tot 1964 een jaar na wijziging van artikel 60 in de Nederlandse Grondwet (1953 gaat die rechter niet in op grondwettigheid van overeenkomsten) werd de Bilderberggroep opgericht, een geheim genootschap opgericht in 1954 op initiatief van Prins Bernhard van lippe-Biesterfeld en de Pool Josef Retinger (vrijmetselaar) en de Belg Pierre de Bonvoisin (directeur van de Societe Generale van 1951 tot 1962) wiens vader tijdens de Tweede Wereldoorlog vice-president was van de Bis Bank en HF van Walsem (lid van de Raad van Bestuur Koninklijke Philips Electronics NV) opgericht (bron: Wikipedia) 

In de jaren tachtig kwam de zoon van Pierre de Bonvoisin (ook vermeld in het Dutrous-dossier) in opspraak omdat hij banden onderhield met extreemrechtse organisaties en verdacht werd van banden met de CCC en de bende van Nijvel. De laatste beschuldigingen zijn nooit bewezen, maar hij behield zijn bijnaam: “The Black Baron” (bron: Wikipedia). Op voormalig Nederlands grondgebied ging het Hitler-kabinet vanaf 5 mei 1945 verder onder leiding van de opvolgende Nederlandse staatshoofden, geleid door de geheime Bilderberg-conferenties, die in 1954 werden opgericht en onder voorzitterschap van de Nederlandse regering van Prins Bernhard, toen Koningin Beatrix en nu de Belgische Etienne Davignon, waarin het nazi-regime werd overgenomen door de Europese Unie,

Door al deze bewijzen is het duidelijk dat Regeringen de bevolking stelselmatig terroriseren op eigen bodem vanuit eigen gelederen.

Soekarno en Bernhard: John F. Kennedy startte onder voorzitterschap van zijn broer Robert F. Kennedy onderhandelingen over de toekomst van Nederlands Nieuw-Guinea in de Verenigde Staten toen Nederland moest accepteren dat het gebied onder VN-toezicht kwam te staan. De VN zouden Nieuw-Guinea aan Indonesië (Soekarno) overdragen. 

Nederlandse, Indonesische en Amerikaanse diplomaten spraken daar ruim een jaar in het geheim over. Nog geheimer was de inmenging van prins Bernard, die achteraf werd bewezen. In 1962 moesten de laatste Nederlandse soldaten Indonesië verlaten door toedoen van Soekarno, John F. Kennedy en zijn broer Robert Kennedy die zich keerden tegen de duistere plannen van deze geest, bankiers en hun agenda van de Nieuwe Wereldorde. Waar Mark Rutte zich toe bekend heeft in een van zijn toespraken.

De Common Mining Company Biliton ging in liquidatie waardoor Biliton en de Nederlandse koninklijke familie Soekarno en Bernhard: John F. Kennedy in de Verenigde Staten onderhandelingen begonnen over de toekomst van Nederlands Nieuw-Guinea onder voorzitterschap van zijn broer Robert F. Kennedy toen de Nederlandse minister van Justitie in de VS moest accepteren dat het gebied onder toezicht van de VN kwam te staan. De VN zouden Nieuw-Guinea aan Indonesië (Soekarno) overdragen. 

Nederlandse, Indonesische en Amerikaanse diplomaten spraken daar ruim een jaar in het geheim over. Nog geheimer waren de inmenging van prins Bernard, die achteraf werd bewezen. In 1962 moesten de laatste Nederlandse soldaten Indonesië verlaten door toedoen van Soekarno, John F. Kennedy en zijn broer Robert Kennedy die zich keerden tegen de duistere plannen van deze geest, bankiers en hun agenda van de Nieuwe Wereldorde. De 30.000 Nederlandse soldaten konden er niet voor zorgen dat Nieuw-Guinea en de kleinere eilanden Bali / Bangka en Biliton behouden bleven voor Nederland en moesten zich terugtrekken uit Nieuw-Guinea. 

In 1958 liep de laatste concessie voor de winning van tinerts in Indonesië af, die niet werd verlengd. De Common Mining Company Biliton (GMB) ging in liquidatie, waardoor Biliton en de koninklijke familie te maken kregen met een financiële catastrofe waarmee het Nederlandse koningshuis hun macht in de wereld dreigt te verliezen. De financiële problemen van de koninklijke familie waren zo groot dat premier prof. Dr. JE De Quay ze persoonlijk besprak met voormalig koningin Juliana. Als feitelijk bewijs hiervan citeer ik hieronder letterlijk de volgende tekst uit zijn dagboekaantekeningen, waarin premier De Quay letterlijk het volgende schrijft:

1 februari 1960: “Vanmorgen had ik een gesprek met HM en ZKH over de financiële positie van de koninklijke familie. Daar moeten we iets aan doen. Prins vroeg” glijdende schaal “Lijkt me juridisch lastig. Goed voorbereiden. In gesprek met Beel.

Willem Oltmans (journalist) was hiervan op de hoogte en ontmoette op 10 juni 1956 president Soekarno van Indonesië. Conservatief Nederland (Joseph Luns / KVP) had een hekel aan dit eerste staatshoofd van de voormalige Nederlandse kolonie. 

De Telegraaf verbood Oltsmans daarom Soekarno te interviewen. Hij deed hoe dan ook het natuurlijke. Het betekende het einde van zijn korte carrière met deze macht en het begin van zijn problemen met de Nederlandse staat. Van 1950 tot 1962 dienden ongeveer 30.000 Nederlandse soldaten voor korte of langere tijd bij de Nieuw-Guinea (1/2/3) marine. Leger, marechaussee, alle geledingen van de strijdkrachten waren vertegenwoordigd. In 1963 ondertekende president John F. Kenney een overeenkomst met president Soekarno om fondsen te creëren om de Amerikaanse schatkist in staat te stellen zijn eigen schatkist-dollarbiljetten te maken, waardoor het ‘recht’ van de Federal Reserve om dollarbiljetten van de Federal Reserve te drukken, werd ondermijnd.

Deze overeenkomst maakte het mogelijk om 50.000 ton goud over te dragen om deze valuta te ondersteunen. Het probleem was echter dat dit de binnenlandse valuta van de VS met goud zou hebben bedekt, wat in strijd zou zijn geweest met internationale overeenkomsten die bedoeld waren om de valuta te stabiliseren. Elf dagen na de ondertekening (op 22 november 1963) werd John F. Kennedy op klaarlichte dag door insiders voor de ogen van de hele wereld vermoord op dezelfde manier als de Nederlandse politicus Pim Fortuyn. 

Net als bij Pim Fortuyn lijken verschillende Bilderberg-leden bij deze moord betrokken te zijn geweest. Vijf jaar later, op 5 juni 1968, tijdens een campagnevergadering in Hotel Ambassador in Los Angeles voor de verkiezingen van 1968, werd Robert Kennedy vermoord, waarna Bilderberger Richard Nixon op 20 januari 1969 president van de Verenigde Staten werd (bron: No Cancer Foundation ).

1983: dezelfde Andre Donner (ARP), als vader van de huidige vice-president Piet Hein Donner van de Raad van State, was van 1967 tot 1971 (co-) voorzitter van de Staatscommissie Carls-Donner die de algemene herziening voorbereidde van de Grondwet in 1983. Met deze herziening van de Grondwet is artikel 120 opgenomen in de algemeen herziene Grondwet, die als volgt luidt.

“De rechter komt niet tussen in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen.”  Logisch, want men wil niet dat rechters bekend maken dat we geen legale wetten hebben, waarbij zelfs van de wetten die niet legaal zijn velen stil worden verwijderd.

Door het onafhankelijke artikel 120 op te nemen in deze algemene herzien Grondwet in 1983 met de toevoeging ‘Wetten’ wordt het schade aansprakelijkheidsprobleem van 16,5 miljoen Nederlanders en 500 miljoen Europeanen jegens Shell / Biliton (en dus jegens het Koninklijk Huis en de Nederlandse Staat) werd opgeheven vanwege de tekortkomingen die op 21 april 1962 in de Bestrijdingsmiddelenwet waren ingebouwd. Andre Donner namens vice-president Willem Scholten (CDA) en president koningin Beatrix van de Raad van State hebben daarmee de weg geëffend voor de publicatie van een positief advies, waarop het kabinet Lubber (CDA en VVD) heeft besloten dat toelating van pesticiden niet meer getoetst mag worden aan de volgende artikelen 1, 21 en 22 van de Grondwet, die hieronder zijn ingevoegd en die vanaf 18 mei 1940 toch al niet rechtsgeldig waren.

Artikel 1 Grondwet

Iedereen die in Nederland is, wordt in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie op grond van religie, levensbeschouwing, politieke overtuiging, ras, geslacht of op enige andere grond is niet toegestaan.

Artikel 21 Grondwet

De zorg van de overheid is gericht op de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het milieu.

Artikel 22 Grondwet

1) De overheid neemt maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid

2) Het bevorderen van adequate huisvesting is een punt van zorg voor de overheid.

3) Het schept de voorwaarden voor sociale en culturele ontwikkeling en voor vrijetijdsactiviteiten.

Daarmee is Andre Donner er met hulp van de Raad van State, de Staat der Nederlanden en de politieke partijen CDA en VVD in geslaagd om bedrijven als Shell / Biliton / Budelco onder het mom van ‘duurzaamheid’ miljarden euro’s aan overheidssubsidies (belastinggeld) via bestrijdingsmiddelen (waaronder Superwolman-zouten). (Co) honderden miljoenen kilo’s ten onrechte gelabelde zeer giftige kankerverwekkende stoffen zoals arseenzuur en chroomtrioxide (chroom VI), die zeer problematisch gevaarlijk zijn afval, met name van Biliton / Shell / Budelco, is door middel van geïmpregneerd hout in huizen en tuinen gedumpt door consumenten, zonder dat er enige administratieve actie tegen hen is ondernomen, burgerlijke of strafrechtelijke maatregelen kunnen en mogen worden genomen.  

Andre Donner heeft dit kunnen bereiken in de periode van 1967 tot 1971. Wetende dat dezelfde Andre Donner in dezelfde periode (van 7 oktober 1958 tot 29 maart 1979) ook lid was van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in Luxemburg betekent dat hij in die hoedanigheid ook oordeelde, waarmee het Hof van Justitie van de Europese Unie ondergeschikt is geworden aan de huidige vicevoorzitter Piet Hein Donner (CDA) van de Raad van State, die samen met zijn vader en grootvader in dienst van het Hitlerkabinet, dat vanaf 5 mei 1945 vanuit Nederland verder ging onder voorzitterschap van koningin Wilhelmina, daarna Juliana en nu Beatrix.

ecologisch milieuvriendelijk, biomassa, groene stroom, CO2-reductie, KOMO-label, milieubeton, secundaire brandstof, hergebruik. Europa’s erkende Safety Manager Ad van Rooij, die als lid van Stichting No Cancer mede-auteur van deze brief was, stuurde op 2 mei 2002 de volgende brief per fax aan de nieuwe Nederlandse premier Pim Fortuyn over dit onderwerp.

Tekenen met ontvangstbevestiging

Over: P. Fortuyn

GW Burgerplein 11

3021 AT Rotterdam

Sint Oedenrode, 3 mei 2002

Ons kenmerk: PF / 03052 / br

Beste meneer Fortuyn,

Ik ben erg geschokt door de manier waarop Wim Kok, Frits Bolkestein, de PvdA etc. u persoonlijk beschuldigen. Je vertelt de waarheid.

Wim Kok (PvdA), Jan Pronk (PvdA), A. Openbaar Ministerie) en vergiftigde ons hele land met extreem giftige kankerverwekkende stoffen. Dit alles met misbruik van grote bedragen aan publiek geld (subsidie) onder de dekmantel van ecologisch, milieuvriendelijk, biomassa, groene stroom, duurzaam, CO2-reductie, KOMO-label, milieubeton, secundaire brandstof, hergebruik, Rio de Janeiro protocol en Kyotoprotocol.

Het begon allemaal vanuit het kabinet Lubber III, waarin Wim Kok minister van Financiën was en Jan Pronk minister van Ontwikkelingssamenwerking. Juist zij, de Partij van de Arbeid, maar ook het gevestigde CDA in Brabant en Limburg, vormen een grote bedreiging voor onze samenleving en voor het leefbaar houden van ons land. De volgende bijgevoegde documenten maken dit absoluut duidelijk:

I. Mijn brief van 22 april 2202, ref. VROM / 22042 / vz, aan de minister van VROM, JP Pronk (PvdA).

II. Mijn bezwaarschrift dd 28 januari 2202, kenmerk: Bes / 28012 / wra, door A. Kosto aan de Raad van State (PvdA).

III. Mijn brief van 13 april 2201, kenmerk: TEK / 13041 / vz aan de voorzitter van de Tweede Kamer mevrouw J. van Nieuwenhoven en haar antwoord daarop (PvdA).

IV. Mijn klacht van 24 februari 2002 bij de Nationale Ombudsman over Wim Kok (PvdA) en de reactie van de Nationale Ombudsman.

V. Mijn brief / persbericht dd 2 mei 2202 aan wethouder Milieu EHGJM Huijbregts van Sint Oedenrode (oorzaak PvdA en CDA).

VI. Mijn verklaring van 10 april 2002 van het plegen van vervalsing schriftelijk door de staatsraden van R. Cleton, Dr. JCKW Bartel, RJ Hoekstra en P. van Dijk, inclusief krantenartikelen. (Oorzaak: Tjeenk Willink PvdA en voorheen Scholten CDA).

Ik zou u willen vragen deze documenten en hun bijlagen goed te bekijken.

Hierbij geef ik je toestemming om alle documenten te gebruiken in je strijd tegen de huidige criminele gevestigde politieke macht, de zogenaamde polderdictatuur.

Desgewenst kunt u op mijn kennis en ervaring in deze materie rekenen.

Ik zou uw reactie op prijs stellen. Hoogachtend,

Ecologisch Kenniscentrum BV

Voor deze,

Ing. AML van Rooij Directeur cdd René van den Oord (met dank aan hem)                         

Hij had de brief op 4 mei 2002 moeten ontvangen. Dit is echter niet gebeurd. Op 22 mei 2002, dus 18 dagen na verzending, is deze brief pas aan Fortuyn BV aangeboden. Pim Fortuyn heeft de twee kilo bewijsmateriaal nooit kunnen lezen. Kort na de moord op Pim Fortuyn (op 25 mei 2002) werd Ad van Rooij in opdracht van locoburgemeester Cees van Rossum (CDA) en wethouder Henriette van den Berk van de Laar (CDA) van Sint-Oederoed in het Eindhovens Dagblad , afgebeeld als milieuactivist om op gelijke voet te worden gesteld met de moordenaar Volkert van der Graaf, die overigens niet de echte moordenaar is. Pim Fortuyn had zelfs een kogel van een ander kaliber in zijn hoofd (waaraan hij stierf) dan in zijn buik (bron: deepjournal 4 mei 2007).

Volgens het boek “Moord namens de kroon” van Ine Veen blijkt de echte moordenaar een zekere Abu Fatah te zijn? Zo werden Ad van Rooij, zijn Ecologisch Kenniscentrum, Rob Brockus, zijn Sociale Databank Nederland en Robert Kahlman vervolgens benaderd door een agentjournalist die zichzelf Hans Vermeulen noemde, maar in werkelijkheid Marco Wetering was die in Amerkia woonde, in aanwezigheid van een zekere Allan Waver die alleen Engels sprak met een duidelijk Amerikaans accent? 

Beide heren zouden medewerkers zijn van de AIVD en de CIA. Ad van Rooij leverde de twee kilo bewijsmateriaal later af aan Hans Smolders, de chauffeur van Pim Fortuyn. Hij bewaarde het in zijn kamer in de Tweede Kamer en in een gesloten kast, waaruit het later verdwenen was. Hij deelde deze kamer met Mat Herben (vrijmetselaar), waardoor duidelijk wordt wie dit heeft gedaan (bron: boek Murder namens de Kroon?).

Kort daarna liet Mart Herben het kabinet met de LPF instorten, woonde hij de Bilderbergconferentie bij en werd het kabinet Balkenende I opgericht met als minister-president Jan Peter Balkenende (vrij metselaar) van het CDA, wederom een persoonlijke vriend van burgemeester Peter Maas (CDA ) van Sint-Oedenrode (bron: Het echte Nieuws, 7 november 2009). Om te voorkomen dat er een nieuwe partij ontstaat die de minister-president kan leveren, heeft premier JP Balkenende in 2003 onder zijn voorzitterschap het ‘Innovatieplatform’ opgericht, waarin onder meer de voorzitters Gerard Kleisterlee van Philips en Marjan Ouderman van Corus waren vertegenwoordigd als leden, die van kracht bleven tot juni 2010. 

Het doel hiervan is om de massavergiftiging van de hele wereld te bewerkstelligen onder de dekmantel van “duurzaamheid”, zoals beschreven door Ad van Rooij aan Pim Fortuyn in een brief van 3 mei 2002, vanuit dit voortgezette Hitler-kabinet (bron: Wikipedia). Precies daarom is Philps-voorzitter Gerard Kleisterlee, in samenwerking met oud-minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer JPH

Donner (nu vicevoorzitter van de Raad van State) verklaarde haar veiligheidsmanager Ad van Rooij spontaan per 24 september 2007 100% arbeidsongeschikt (geestesziek) zonder loondoorbetaling per 25 oktober 2007, in strijd met de Philips CAO en de Ziektewet, waarin advocaat Ellen Pasman (de bekende advocaat van Willem Oltmans) € 26.352,13 heeft gestolen van Ad van Rooij. (bron: dd 22 januari 2012 van Ad van Rooij Philips en zijn advocaat E. Pasman).

Het is goed om te weten dat de voormalig minister van Economische Zaken A. Jorritsma-Lebbing (VVD) namens “de Nederlandse Staat”, die vanaf 18 mei 1940 grondwettelijk niet meer bestaat, een “JSF Medefinancieringsovereenkomst” had gesloten met een groot aantal bedrijven waaronder Philips Electronica Nederland BV kort voor de moord op Pim Fortuyn voor de aanschaf van JSF gevechtsvliegtuigen ten behoeve van de Nederlandse Luchtmacht. 

De heer HJG Hendriks, die deze overeenkomst aanging namens Philips Electronica Nederland NV, is nu  voorzitter van de Raad van Bestuur van Philips Benelux en was nog steeds senior manager van Philips veiligheidsmanager Ad van Rooij. Hij heeft er persoonlijk belang bij dat Ad van Rooij de rest van zijn leven 100% arbeidsongeschikt (geestesziek) blijft zonder loondoorbetaling tijdens ziekte.

Het is ook goed om te weten dat Pim Fortuyn fel gekant was tegen de aanschaf van de JSF (Joint Strike Fighter) gevechtsvliegtuigen en dat Theo Van Gogh naar buiten heeft gebracht dat Mat Herben steekpenningen heeft ontvangen van de Amerikaanse jagerslobby (bron: De Groene Amsterdammer). Ook Theo van Gogh is op 2 november 2004 in Amsterdam vermoord.

Mat Herben was van 1977 tot 1987 journalist bij het Ministerie van Defensie. Vervolgens werd hij journalist voor het tijdschrift Manna van oprichter Piet Derksen van Center Parcs. In 1990 keerde hij terug naar het Ministerie van Defensie, nu als hoofdredacteur van de Defensiekrant. In 1995 werd hij hoofdredacteur bij de Voorlichting van het Ministerie van Defensie. Hij was redacteur van Alle Hens (maandblad Koninklijke Marine), het personeelsblad De Vliegende Hollander (maandblad Koninklijke Luchtmacht) en redacteur van de internetsite. In die hoedanigheid speelde hij een leidende rol bij het geestelijk ziek houden van de verdedigingsklokkenluider Fred Spijkers naar de buitenwereld, omdat hij in 1984 weigerde mee te werken aan een verdedigingsplan om de dodelijke schade van minispecialist Rob Ovaa als gevolg van een onveilige mijn (bron:

Ook is het goed om te weten dat gemeentesecretaris John Jorristma (VVD) van Sint-Oedenrode er onder valt

Burgemeester Piet Schriek (CDA) is een neef van oud-minister van Economische Zaken A. Jorritsma-Lebbing (nu: burgemeester van Almere). Deze John Jorritsma maakte een snelle promotie tot burgemeester van Budel waar de fabriek Budelco gevestigd is, waarvan dat arseenzuur hoog problematisch gevaarlijk afval in Superwolman zouten afkomstig is. 

Na alles op orde te hebben gebracht is John Jorritsma gepromoveerd tot huidig commissaris van de koningin van de provincie Friesland.

Op 18 augustus 1992 vond onder voorzitterschap van officier van justitie dhr. G. Bos van het arrondissement ‘‘s-Hertogenbosch een geheime bijeenkomst plaats met officier van justitie G. van Rooij voor deze 100% arbeidsongeschikte verklaring van Philips veiligheidsmanager Ad van Rooij door zijn collega bedrijfsarts Harry Mol (beiden lid van de Arbodienst Philips) namens Jan Oerlemans, die werd bekroond met een koninklijk lint. 

Fraters, oud-burgemeester P. Schriek (CDA) van Sint-Oederode (CDA), oud-wethouder van milieu H. van Dij-Eerhart van Sint-Oedenrode (CDA), juridisch medewerker Provincie Noord-Brabant H. Artz, de wachters I .Valk en M.Saris van de nationale politie van Sint Oedenrode, de heer C. Kerstholt hoofd van de bouwafdeling van Sint-Oedenrode, milieu-inspecteur H. de Vries van Noord-Brabant, de heer V. Ditters hoofd algemene zaken Waterschap De Dommel en notulist G. van Aarle inspecterend ambtenaar Sint-Oedenrode. 

In die geheime bijeenkomst werd besloten dat op last van milieu-inspecteur H. de Vries van Noord-Brabant namen Minister Hans Alders (PvdA) van VROM, burgemeester Piet Schriek (CDA) van Sint-Oedenrode GGD-arts Henk Jans hem naar Ad van Rooij om hem geestesziek te verklaren. 

Hans Alders PVDA heeft kort na een Bilderberg bijeenkomst in opdracht van Bernhard von Lippe tijdens de VN vergaring in 1992 Agenda 21 de De-Populatie Genocide agenda ingediend die door 178 landen is geratificeerd.

Dankzij Anton Nigthen van het Landelijk Milieu Overleg en Jan Juffermans van de Kleine Aarde is dit mislukt. Als erkenning hiervoor ontving Henk Jans, arts van de GGD, in 1993 de Provinciale Milieuprijs van Noord-Brabant uit handen van de commissaris van de Koningin van Noord-Brabant Frank Houben (een goede vriend van Koningin Beatrix). (bron: Het Echte Nieuws 26 november 2007) Ditters hoofd algemene zaken Waterschap De Dommel en notulist G. van Aarle inspecterend ambtenaar Sint-Oedenrode. 

Vanaf 1993 kregen Ad van Rooij, zijn gezin, zijn ouders en zijn paardenhouderij (later Camping en Pinkster Dommeldal) het een na het ander te maken met vernieling, terreur, poging tot doodslag van de familie Van de Biggelaar in bijzonder (buurman van Ad van Rooij). Hiervoor werd de familie van den Biggelaar rijkelijk beloond door eerst burgemeester Piet Schriek (CDA) en daarna burgemeester Peter Maas (CDA). De vele strafrechtelijke verklaringen van Ad van Rooij daartegen zijn nooit in behandeling genomen. Bovendien kregen Ad van Rooij, zijn vrouw, zijn paardenhouderij van 1993 tot heden de ene na de andere onrechtmatige inbeslagname, hoge boetes en verzegeling van bedrijfspanden, tot wel 19 jaar lang. 

Dit alles met de hulp van politie en justitie, die tot op de dag van vandaag voortduurt. (Bron: bezwaarschrift d.d. 24 mei 2012 van Van Rooij aan B&W Sint-Oedenrode).

Het is dezelfde Nederlandse GGD-arts Henk Jans die vanuit de binationale (Nederland en België) expertwerkgroep de medische en milieuaspecten van het bestrijdingsmiddel XENTARI WG beoordeelde, waarmee binnen een aantal gemeenten in Belgisch Limburg (waaronder Bree en Maaseik), liet hij de preventieve controle van de eikenprocessierupsen uitvoeren met grote bedragen aan Belgische overheidssubsidie zonder de vereiste wettelijk voorgeschreven vergunningen. 

Dit komt doordat GGD-arts Henk Jans het had beoordeeld als een biologisch product zonder milieu- of gezondheidsrisico’s. Uit onderzoek van het Ecologisch Kenniscentrum BV blijkt echter dat het bestrijdingsmiddel XENTARI WG een uiterst giftig en zelfs kankerverwekkend bestrijdingsmiddel is, waarmee ook alle Belgische groenten en fruit al maar liefst 10 jaar besproeid worden (dankzij deze expert Henk Jans?). 

Dit komt bovenop de tientallen miljoenen kilo’s zeer giftig kankerverwekkend arseenzuur en chroomoxide (chroom VI), die volledig in water oplosbaar zijn, uit het geïmpregneerde hout dat op advies van de Rijkswaterstaat uit Nederland en België is gedumpt. dezelfde medisch milieuarts Henk Jans, waarvoor hij op 16 november 1993 de Provinciale Milieuprijs 1993 van Noord-Brabant ontving uit handen van de Commissaris van Koningin Frank Houben (CDA), kamerheer en persoonlijke vriend van Koningin Beatrix en getuige bij de huwelijk van kroonprins Willem Alexander en Maxima. (Bron: Expertrapport dd 6 maart 2012 van het Ecologisch Kenniscentrum BV).

Toen Ad van Rooij op 22 november 2006 meedeed aan de verkiezingen voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor “Lijst 14”, werd deze lijst door de media verzwegen (in opdracht van het voortgezette kabinet Hitler). De Nederlandse journalist Julius Vischjager (hoofdredacteur van The Daily Invisible), die al meer dan 30 jaar de unieke lezing heeft gehad dat hij de laatste vraag mocht stellen tijdens de wekelijkse persconferentie van de premier, vertelde Ad van Rooij dat een brigade uit het buitenland was onderweg om hem te vermoorden. Julius Vischjager schreef er vervolgens een artikel over in The Daily Invisible dat de redding was voor Ad van Rooij.

Toen Ad van Rooij op 3 maart 2010 als lijsttrekker van de politieke groep De Groenen meedeed aan de gemeenteraadsverkiezingen van Sint-Oedenrode, werd de terreur op hem extreem hoog en kreeg hij te maken met een strafrechtelijke aangifte van laster en  Gestapo verzekeringen in zijn huis, slaapkamer en kantoor door burgemeester Peter Maas (CDA) om paarden te tellen die buiten in de wei liepen in opdracht van dezelfde burgemeester van Sint-Oedenrode (CDA). Mede gezien de eerdere invallen van de Gestapo door dezelfde personen waarbij Ad van Rooij met bruut geweld in de politiecel was beland en het eerdere poging voor doodslag, was Ad van Rooij aan de zijde van de laatste inval op 22 april 2010 gevlucht. naar België en op 6 mei 2010 asiel aangevraagd bij de politie bij verantwoordelijke minister Joelle FGM Milquet (bron: Het Echte nieuws 12 mei 2010).

Het zijn deze genocidemisdrijven begaan vanuit het Koninklijk Huis (Hitler-kabinet) van 5 mei 1945 tot heden met pesticiden gif, Chemtrails-gif, fluoride-gif, aspartaam-gif, vaccinatie-gif, stralings-gif, cosmetisch gif, etc. 5 t / m 10 jaren waarvan alleen in Nederland en België minstens 10 miljoen mensen vroegtijdig zullen overlijden aan kanker of andere ernstige vergiftigingsziekten.

Met dit in gedachten heeft de Belgische minister Laurett Onkelinx (PS), die verantwoordelijk is, maar liefst 45 miljoen euro uitgegeven aan subsidies (Belgisch belastinggeld) en de Vlaamse overheid heeft bovendien ongeveer 8 miljoen euro uitgegeven aan vaccinatie. meisjes tussen de 14 en 18 jaar met het Gardasil HPV-vaccin tegen baarmoederhalskanker.

Niemand in Europa, zelfs de vergunninghouder van dit Gardasil-vaccin, Patrick Dhont MD, Medical Affairs Manager van Sanofi Pasteur MSD, is op de hoogte van de wettelijk vereiste materiaalveiligheidsinformatiebladen (MSDS) om deze vaccins in Europa en België te mogen introduceren. Laat staan om te gebruiken. Niemand in Europa, zelfs de Europese Commissie niet, weet welke chemicaliën het Gardasi-HPV-vaccin bevat.

Alle kinderen die ermee worden ingeënt zijn dus proefkonijnen voor het Amerikaanse farmaceutische bedrijf MERCK & CO, INC , en van het Nederlandse koningshuis het voortgezette Hitler-kabinet.

Zelfs degenen die het Mexicaanse griepvaccin hadden, werden geïnjecteerd met het verboden kankerverwekkende gif en chemisch afval. (bron: diepgaand onderzoek van Philips safety manager AML van Rooij van 24 oktober 2009).

Flaraxin: Erik Verbeen van de No Cancer Foundation zag daarom met spijt dat producten van plantaardige oorsprong, zoals Flaxarin, die in 90% van de gevallen efficiënt zijn en in veel gevallen tumoren kunnen laten verdwijnen, in Europa worden gedwarsboomd. Hij begrijpt dit niet omdat Flaxarin 10 tot 20 keer goedkoper is dan de momenteel voorgeschreven chemokuur, die in een tijd van grote overheidsbesparingen met open armen moet worden ontvangen. 

Dit is des te meer reden waarom de chemicaliën die bij chemotherapie worden gebruikt, kankercellen moeten doden waarin de patiënt niet eens sterft. De patiënt kan dan herstellen en krijgt een nieuwe behandeling. Op deze manier gaat de kankerpatiënt met zijn chemotherapie door een diep dal met meestal enige kans op genezing. 

Bij deze behandeling vindt het doden van alle kankercellen niet altijd volledig plaats waarna de kans op een terugval groot is. Meestal is deze kanker agressiever dan de eerste en overlijdt de patiënt nog steeds aan zijn kanker. 

Flaxaxin pakt de kanker op een heel andere manier aan. Flaxarine maakt zijn eigen intereron aan, stimuleert het immuunsysteem en heeft de eigenschap dat de kanker vervolgens afbreekt. Flaxaxin werkt snel en heeft bijna geen of geen bijwerkingen. 

Deze mag niet worden gebruikt vanuit dezelfde voortgezette Hitlerkabinetten uit voormalig Nederlands grondgebied. Daarom beval officier van justitie Marc Rubens van Hasselt op 7 april 2011 een onaangekondigde inval bij Stichting Geen Kanker onder leiding van Commissaris Jos Opdeloch, waarbij de producten van Flaxaxin, de boekhouding, de medische voorraden en de medische voorraden werden gecontroleerd.

Het huis van waaruit de No Cancer Foundation opereert, is in beslag genomen en geconfisqueerd, en is dat tot op de dag van vandaag. (bron PV002702 / 2011 van het verhoor van Erik Verbeek)

De No Cancer Foundation maakt het voor SCIENTIFIC & TREATMENT CENTER FOR CANCER CURING PHOENIS uit Oekraïne mogelijk om de toegestane Flaxaxin over de hele wereld toe te passen. Omdat de landen van de Europese Unie dit niet ondersteunen, is het erg moeilijk binnen Europa. De No Cancer Foundation hoopt dat deze brief aan prinses Maxima zal bijdragen aan een wereldwijde politieke onrust waarbij niet langer duizenden euro’s worden uitgegeven aan subsidies voor producten en processen die ons massaal vergiftigen met kankerverwekkende stoffen zoals arseenzuur en chroom VI, maar dat geld gaat naar onderdrukte technologieën en producten van plantaardige oorsprong, zodat onze kinderen en kleinkinderen ook een leven op aarde hebben.

2. De globale gevolgen van de bovenstaande openbaring.

Met de feiten genoemd onder hoofdstuk 1 staat vast dat “Nederland (lidstaat van Nederland) en” De Nederlander “van 18 mei 1940 tot 5 mei 1945” De Duitser “hadden moeten zijn, en dat vanaf 5 mei 1945. , 1945, “Duitsland (lidstaat van Duitsland)” zou niet langer moeten bestaan. 

Op voormalig Nederlands grondgebied wordt de Hitler-Kabinet sinds 5 mei 1945 geruisloos voortgezet onder leiding van de opvolgende Nederlandse staatshoofden Wilhelmina, Juliana en Beatrix, aangestuurd door de geheime Bilderberg-conferenties, opgericht in 1954 en onder voorzitterschap van eerst Prins Bernard, daarna Koningin Beatrix en nu de Belgische Etienne Davignon, waarbij het naziregime werd overgenomen door de Europese Unie. Wat de gevolgen zijn voor België, Europese Unie, Verenigde Naties, NAVO en andere verenigingen en clubs zoals de Bilderberg conferentieclub van Rome, club van Madrid maar ook betrokken banken en bedrijven etc. lees je hieronder.

I.           De Nederlandse Grondwet en alle overige wetgeving die vanaf 5 mei 1945 in Nederland van toepassing is verklaard, is niet rechtsgeldig.

II.          Alle Nederlandse premiers, ministers, staatssecretarissen, Kamerleden, leden van de Tweede Kamer, commissarissen van de Koningin, leden van Provinciale Staten, leden van Provinciale Staten, burgemeesters, wethouders en raadsleden, evenals alle Nederlandse advocaten die de ambtseed aan de koningin van 5 mei 1945 tot heden, hebben deze afgelegd in het vervolg van het Hitler-kabinet en zijn daarom verantwoordelijk en aansprakelijk voor de algemene vergiftiging van de wereld, die zal resulteren in meer dan een miljard vergiftigingsslachtoffers (kankerjoden) in de komende 10 jaar. Ze zijn daarom verantwoordelijk en aansprakelijk voor de grootste genocide in de wereldgeschiedenis.

III.         Alle uitspraken, beschikkingen, uitspraken en uitspraken van de Nederlandse Rechtbanken, Hoven van Beroep, Centrale Raad van Beroep, Beroepscollege voor het bedrijfsleven, de Raad voor de rechtspraak en de Raad van State van 58 mei 1945 tot heden ‘in de naam van de koningin “zijn niet rechtsgeldig.

IV.        Alle Nederlandse paspoorten, identiteitskaarten etc. afgegeven vanaf 5 mei 1945 tot heden zijn niet rechtsgeldig. De betreffende Nederlanders zijn dus staatloos.

V.         Gelet op bovenstaande punten 1 t / m 4 kunnen de aangekondigde Tweede Kamerverkiezingen op 12 september 2012 niet in Nederland worden gehouden en moet een deel van de Tweede Kamerverkiezing plaatsvinden in de Nederlandse ingezetenen van de voormalig Nederland (tussen de rivieren) om toe te wijzen aan België en om een Belgisch paspoort aan te vragen en het resterende deel (boven de rivieren?) om toe te wijzen aan Duitsland en om een Duits paspoort aan te vragen; omdat deze landen wettelijk bestaan en een grondwet en een constitutioneel hof hebben.

VI.        Alle beslissingen, vonnissen en vonnissen die door het Internationaal Strafhof in Den Haag zijn uitgesproken over personen die worden verdacht van genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven zijn ongeldig omdat ze op voordracht van de Verenigde Naties zijn uitgesproken op het grondgebied van een niet-bestaand land. , dat mede werd ondertekend door het voortgezette Hitler-kabinet vanuit voormalig Nederlands grondgebied. Bovendien staat deze “genocide” niet in verhouding tot de vergiftigende genocide van miljarden wereldburgers uit het voormalige Nederlandse grondgebied van het voortgezette Hitler-kabinet.

VII.       Alle politici, politieke partijen, individuen, banken, instellingen, bedrijven, kerken, etc. die de geheime Bilderberg-conferenties sinds 1954 tot nu toe hebben bijgewoond, zijn verantwoordelijk en aansprakelijk voor de vergiftigende genocide van miljarden wereldburgers daar die plaatsvond vanuit het Hitler-kabinet , die doorging op voormalig Nederlands grondgebied. Een kopie van deze brief aan Princes Maxima zal daarom voor 31 mei 2012 worden overhandigd aan de huidige Belgische voorzitter, Etienne Davignon, met het uitdrukkelijke verzoek dat de geheime Bilderberg-conferentie van 31 mei 2012 tot 3 juni 2012 in het Westfields Marriott Washington dulles hotel, Virginia worden geannuleerd en dat wordt besloten dat er in de toekomst geen geheime Bilderberg-conferenties meer zullen worden georganiseerd.

VIII.      Het Benelux-verdrag met Nederland moet per direct worden ontbonden omdat Nederland sinds 5 mei 1945 niet meer bestaat en België niet geassocieerd wil worden met het Hitler-kabinet, dat op voormalig Nederlands grondgebied bleef bestaan. We zullen Koning Albert II van België hiervan op de hoogte brengen door een kopie van deze brief aan prinses Maxima te bezorgen, waarin we haar vragen om prinses Maxima, Europees president Herman van Rompuy, hierover te raadplegen in Brussel, namens de No Cancer Foundation. We stellen voor dat koning Albert II prinses Maxima vraagt om president te worden, omdat ze grote moeite heeft gehad om dit voor het eerst openbaar te maken en onafhankelijk is, aangezien ze nog nooit een Bilderberg-conferentie heeft bijgewoond.

IX.        Alle Europese verdragen, met name het Verdrag van Maastricht en het Verdrag van Amsterdam, zijn niet rechtsgeldig. Dit komt doordat deze verdragen zijn ondertekend op voormalig Nederlands grondgebied van waaruit het Hitler-kabinet sinds 18 mei 1945 voort bestaat en medeondertekend zijn door een lidstaat van Nederland die grondwettelijk niet bestaat. 

Dit betekent dat de Europese Gemeenschap na de tijd vóór het Verdrag van Maastricht teruggebracht zal moeten worden met de mededeling dat de inwoners van voormalig Nederland een Belgische of Duitse nationalist zullen moeten krijgen. Concreet betekent dit dat alleen België, Denemarken, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Luxemburg, Portugal en het Verenigd Koninkrijk deel zullen uitmaken van deze nieuwe Europese Gemeenschap, dat de oude munten (met uitzondering van de gulden ) terugkomen en dat de grenzen weer gesloten moeten worden, van waaruit een nieuwe politiek, nieuwe economie en een nieuw sociaal leven kan worden opgebouwd, waarin ook onze kinderen en kleinkinderen nog kunnen leven. 

We zullen de huidige president van de Europese Unie, Herman Van Rompuy, die ook voorzitter is van de Europese Raad, op de hoogte brengen door een kopie van deze brief aan prinses Maxima te sturen. Dit met het verzoek om dit in Brussel te bespreken met prinses Maxima, koning Albert II van België, andere personen die hij wenste en namens de No Cancer Foundation ondertekende.


X. Het aangekondigde European Stability Mechanism (ESM) kan, zoals reeds aangekondigd, op 1 juli 2012 niet plaatsvinden op basis van bovengenoemde punten 1 t / m 9. Wij vragen huidig voorzitter Herman van Rompuy van de Europese Unie om de Europese Raad hierover en ervoor te zorgen dat dit zo spoedig mogelijk wordt gepubliceerd via de persvoorlichters van de Europese Unie.

XI. de Hitler-Kabinet, die vanaf 5 mei 1945 werd voortgezet vanaf Nederlands grondgebied, beheerd door de geheime Bilderberg-conferenties met steun van het Vaticaan en de christelijke partijen, waaraan binnen de komende tien jaar zeker een miljard wereldburgers voortijdig zullen overlijden en ten minste een miljard wereldburgers zullen binnen de komende tien jaar vroegtijdig overlijden aan ernstige vergiftigingsziekten (waaronder kanker), die onmiddellijk door de Heilige Stoel moeten worden verboden. Dit komt doordat er op een zeer serieuze manier is omgegaan met de tien geboden van God. We zullen paus Benedictus XVI op de hoogte brengen van deze brief aan prinses Maxima en hem vragen hen allemaal te vergeven, zodat we kunnen werken aan een nieuwe wereld waarin de Tien Geboden van God daadwerkelijk worden nageleefd en gecontroleerd door de Heilige Stoel op hun naleving.

XII. De Verenigde Naties in deze vorm moeten worden ontbonden vanwege het feit dat Nederland per 5 mei 1945 niet bestond en dus geen lid kon zijn van de Verenigde Naties. Evenmin willen de Verenigde Naties worden geassocieerd met het Hitler-kabinet, dat op voormalig Nederlands grondgebied is voortgezet. Het is van groot belang dat de Verenigde Naties blijven bestaan vanwege hun netwerk en infrastructuur.

Dit hebben we hard nodig om een wereldwijde politieke onrust te bewerkstelligen waarbij geen miljarden euro’s meer worden uitgegeven aan subsidies voor producten en processen die ons massaal vergiftigen met kankerverwekkende stoffen zoals arseenzuur en chroom VI, maar dat geld wordt gebruikt voor onderdrukt technologieën en producten van natuurlijke en plantaardige oorsprong, zodat ook onze kinderen en kleinkinderen een leven op aarde hebben. We zullen daarom een verzoek sturen De NAVO in deze vorm dient te worden ontbonden vanwege het feit dat Nederland per 5 mei naar de huidige secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Ban Ki-moon (Zuid-Korea), in de vorm van deze brief aan prinses Maxima, vertaald in het Engels.

XIII.1945 niet bestaat en dus geen lid van de NAVO kan zijn. Evenmin wil de NAVO worden geassocieerd met het Hitler-kabinet, dat op voormalig Nederlands grondgebied werd voortgezet. Het is van groot belang dat de NAVO blijft bestaan vanwege haar netwerk en infrastructuur. Dit hebben we hard nodig om de sociale vrede te bewaren in de komende moeilijke jaren, waarin meer dan een miljard wereldburgers zullen overlijden aan vergiftigingsziekten (kanker) als gevolg van het voortgezette Hitler-kabinet vanuit voormalig Nederlands grondgebied onder regie van de geheime Bilderberg-conferenties. We zullen daarom ter ondersteuning van haar verzoek een verzoek aan de huidige secretaris-generaal van de NAVO Anders Fogh Rasmussen sturen met deze in het Engels vertaalde brief aan prinses Maxima.

XIV. Clubs als de Club van Rome, de Club van Madrid en andere clubs, verenigingen etc. waarvan Nederland lid is, kunnen niet blijven bestaan vanwege het feit dat Nederland sinds 5 mei 1945 niet meer bestaat en dus ook niet lid worden van deze clubs, verenigingen ed

We zullen daarom de voorzitters van die clubs, verenigingen etc. vragen om de in het Engels vertaalde brief naar Princes Maxima te sturen.

3, Voorstel voor een oplossing waarin onze kinderen ook kunnen leven.

Voor een oplossing waarbij ook onze kinderen en kleinkinderen een leven kunnen leiden, moeten we iedereen kunnen vergeven die heeft bijgedragen aan de vergiftiging van onze aarde. Daarom is het van het grootste belang dat iemand van de Koninklijke Familie als voorzitter deze ommekeer in de wereld gaat trekken. Wij zien prinses Maxima als de meest geschikte kandidaat. Dim omdat ik een gijzelaar ben van dit probleem van wereldvernietiging, waarin de Nederlandse koninklijke familie is beland, is de enige die dit openbaar heeft gemaakt van die koninklijke familie en heeft nooit persoonlijk een Bilderberg-conferentie bijgewoond en is daarom onafhankelijk.

4. Verzoek van No Cancer Foundation aan prinses Maxima

Gezien bovenstaande feiten vragen wij prinses Maxima om een einde te maken aan deze massagevergiftiging van de aarde en haar bewoners, die in gang werd gezet door het Nederlandse koningshuis.

Om een einde te maken aan deze onnodige massavergiftiging, vragen we prinsen Maxima om voorzitter te worden van het hierboven voorgestelde overlegorgaan, waarin ook Stichting Geen Kanker is vertegenwoordigd.

In afwachting van uw antwoord op dit verzoek, blijven we.

Gelieve, mijnheer, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden.

27 mei 2012

Eric Verbeek                                                                         Ad van Rooij

Geen                                                         Europese erkende veiligheidsfunctionaris van de Cancer Foundation

cc White Dragon Society (Benjamin Fulford)

Daar er een kortgeding tegen de Nederlandse bank gaat komen heeft Willem Alexander via een notaris Frans van der Heijden een acte ontvangen om het kortgeding vanuit België te kunnen doen.

Dit is een heet hangijzer wat alle banken ter wereld neer zal halen.

En Willem Alexander heeft daar zijn hulp en medewerking aan gegeven.

Het huidige misdaad politiek kartel, dat de bevolking gegijzeld wil houden is de grip op de realiteit en feiten verloren.

We leven nu in 2020 / 2021 en niet meer in 1602, of mei 1940, alles is een grote leugen en bedrog.

Het onrechtmatig vruchtgebruik, met grote gevolgen.

Daar het rechtssysteem in bezet Nederland is vervallen op 13 mei 1940, kan de rechtszaak enkel vanuit een rechtsspraak gebeuren waar wel nog wetten gelden.

Bedenk de rechtszaak tegen de 4 aangewezen mensen die verantwoordelijk zouden zijn voor de MH17, deze rechtszaak is een schertsvertoning daar het een theaterstuk is om 4 maal Lee Harvey Oswald te veroordelen, want die was ook niet de moordenaar van JFK.

Jullie eigen koning erkent dat er geen rechtspraak geldig is in bezet Nederland.

De tweede wereldoorlog is nooit gestopt, er is nooit vrede gesloten, en het Hitler bestuur van 18 mei tot heden nog steeds gebruikt wordt om de bevolking te onderdrukken.

Het is allemaal verzonnen en gelogen, om de bevolking onder valse voorwendselen te onteigenen.

De bevolking zou enkel plichten hebben en zijn alle rechten ontnomen.

Daarom heeft men ook niet de universele rechten van de mens erkent vanuit de misdaad politiek.

Als jullie eigen koning de rechtsstaat niet erkent, omdat hij niet bestaat, waarom zou ik het dan wel moeten doen?

Hoe werkt de advocatuur en de Rechtsstaat, het zijn niet mijn worden of uitdrukkingen ik ben enkel het doorgeef luik.

Het verhaal geschreven van een Advocaat, Jan Wolkers is er een weeskind bij.

Hoofdstuk 1: Dat beloof ik!

Woensdagochtend… 1 maart 1989.

De ochtend van m’n eerste werkdag in het recht. Fris gedoucht, glad geschoren, m’n nieuwe pak en stropdas… Naar het fucking World Trade Center!
Aan de zuidelijke A10. Op m’n ouwe fiets. Ik had nog niet eens een rijbewijs!
Dus op m’n ouwe fiets, ooit gejat, wind tegen – natuurlijk – trap ik naar dat spiegelpaleis, naar dat centrum van de poen, van de grote deals… naar m’n toekomst… als advocaat!
Afgetrapt kom ik aan. Pff… Kwart over, nog tijd genoeg… Ik neem nog een laatste sigaret. Even op adem komen, tot mezelf komen… Ik kijk nog eens rustig om me heen: de strakke blauwe spiegelruiten, m’n eigen hoofd erin… ’t Was toen nog de enige hoogbouw daar. Twee blauwe puisten… Niet die skyline die je d’r nu aantreft, van bankentorens, advocatentorens, de Zuid-as, de één nog hoger dan de ander… ’t Waren maar twee bescheiden kantoortorentjes, maar in die tijd maakte dat toch heus een verpletterende indruk op me. ’t World Trade Center! ’t Centrum van de wereld. Hier wordt pas grof geld verdiend! En hier zou ik dus m’n loopbaan starten. Midden in de poen… Ik ben er stil van. Sprakeloos. Overdonderd door die zwijgzame, strenge gevels waar m’n afgetrapte fiets lelijk bij vloekt, een armoedige en verweesde indruk maakt… Er stond nog een stevige wind te gieren tussen die twee puisten, dus ik gooi m’n peuk op de grond en ga snel door de draaideur, de hall in, in het hol van de handel…, grote roltrappen omhoog, verder z’n gat in, een nog grotere hall…!, rondom allerlei dure winkels,  groepjes zakenlui met mooie dames, lekkere chicks wel, waar ik me flets bij voel afsteken, en… verdomd: daar staat Carandes. Het is ‘m! Heus. Ik herken vooral z’n imposante snor. M’n baas…, en hij staat daar gewoon te gluren. Achter een pilaar! Wat moet die gast daar nou staan koekeloeren in z’n uppie…? Ik hoopte nog zo op een ons-kent-onsje bij onze begroeting op z’n kantoor…
Hij ziet me. Ik zet maar snel een neutrale glimlach op m’n smoel en zwaai hem toe, van wat is ‘t, hooguit 15 meter afstand. Loop op ‘m toe. Maar hij gebaart met kleine, heftige bezweringen dat ik godverdomme weg moet kijken en snel door moet lopen, opgerot jij… Wat is dit voor fucking grap! Wat staat die clown daar als ’n bevend juffertje theater te maken achter die… Wat gebeurt hier eigenlijk?… Zo sprakeloos als ik al was van die poenige omgeving, speel ik z’n komedie maar mee, z’n pantomime… Toneelspelen kan ik wel. Ik speel al glansrollen vanaf m’n kindertijd. Ik loop al strak door. Smoel weer op zakelijk…. ’t Zal wel. Ik zie ’t wel.

Niets aan de hand. Die Carandes gaat daar vast de deal van z’n leven te maken. Wil natuurlijk z’n cliënt laten schrikken en met een geintje ontwapenen of zo… Dat misbaar hoort ‘r gewoon bij! Ik zal ’t zo wel horen boven… De lift brengt me gestaag naar 10 hoog. Een wijds uitzicht over Buitenveldert, Amstelveen…. Majestueus. Andere kant: fucking Amsterdam… Kijk ik zo op neer! Hier hoor ik. Ik voel het. Tussen hemel en aarde. Ik voel me Hermes, Zeus, God…. Daar is m’n toegangsdeur tot de hemel: Carandas & Partners. Word ik de volgende Partner? Wanneer…? De blonde tikgeit aan de receptie van m’n nieuwe kantoor wil me niet zien binnenkomen en typt onverstoorbaar door. Geharnast, nee… gewoon brutaal! Dat mokkel wil me zeker laten voelen dat ik op de allerlaagste tree sta. Ik ben hier nog helemaal niemand. Mister nobody. Da’s d’r stille boodschap aan me. Dat ik vooral niet moet denken dat ik haar bevelen kan lopen geven. Dat ze m’n ingesproken cassettebandjes moet uittikken. En snel graag. Dit moet er vandaag nog uit…! Dat laat ik niet op me zitten. Je moet gelijk optreden als aan de machtsverhoudingen wordt getoornd. Ik ben dan nog wel geen advocaat, maar ik zal dat binnen drie maanden wel zijn en die meid moet ik natuurlijk niet tegen me hebben, want die heeft de macht, de typemachine. Ze kan me maken of breken, m’n werk laten rotten…, maar er zijn wel grenzen! Hier is snel optreden vereist. Met m’n vriendelijkste hoofd kom ik pal voor haar neus. Ook goede morgen…! Nu moet ze wel. Ze geeft antwoord, geeft zich over, en zet ook een grijns op haar gezicht, maar niet van harte… Oh ja… sorry, welkom, ehhh…, we hebben bezoek…, ehhh… Wat is dat voor verwarring! Alweer theater. Maar ze heeft ’n goede reden: er zijn twee inspecteurs van de fucking FIOD in ons kantoor. Een inval! Verdomd. Heus. Dus daarom stond Carandes achter die pilaar verscholen. Dat belooft nog wat! De FIOD! M’n eerste werkdag. Waar ben ik nou weer in terecht gekomen? Dus daarom dat onverstoorbare getik van die meid. Had niets met m’n pontificale entree te maken. Ze zat zich gewoon uit schaamte voor die inspecteurs in d’r typemachine te begraven… Alsof ze d’r persoonlijk zouden visiteren als ze opkeek… Maar daar gaan de heren al weer weg. U hoort nog van ons….

En even later komt prompt Carandes met grote grijns het kantoor binnen gelopen. Niets aan de hand. Zijn ze weg? Alweer theater! Of ie dat niet wist. Of ie niet z’n plas had staan ophouden achter die pilaar… Ik hoef niets te weten en ik vraag niet door. Hij is m’n enige ticket naar de advocatuur! Ik ben eerder al door zeker tachtig kantoren afgewezen. Ik paste niet in hun profiel, was minder goed in deelbaar of whatever. Dit laat ik me niet meer ontglippen… Carandes maakt me advocaat, al is het de grootste boef, de ergste schoft… Maar hij maakt al weer grapjes. Die inspecteurs maken hem de pis niet lauw. Hij heet me van harte welkom, is in z’n nopjes met me… M’n eerste cliënt. Al direct die eerste dag.
Ik ben nog niet eens beëdigd. Hoeft die gast niet te weten toch, vindt Carandes. Vraagt ie toch niet naar. En je visitekaartjes zijn gewoon op, gesnopen? Een Brit nota bene, die geen woord Nederlands spreekt. Waar gaat ‘t over? Iets met een forse belegging. Bloeddiamanten uit Angola. Hij is z’n poen kwijt. Hij is bij de neus genomen. Wat anders! Ze zijn allemaal bij de neus genomen, iedere cliënt. Ja toch… Gewoon luisteren en zo weinig mogelijk zeggen, fluimt Carandes.

Laat maar hele lange pauzes vallen…

Staat heel interessant! Denkt die cliënt dat jij diep nadenkt. Gewoon stijf in de plooi blijven. Laat ‘m maar denken, laat ‘m maar zweten. Laat het maar lang stil zijn… Doet hijzelf altijd. Kan die cliënt niet trekken. Dan praat ie op gegeven moment vanzelf wel weer verder. Geeft ie zelf de antwoorden… Dus ik moet de sprakeloze advocaat uithangen. Alweer pantomime! Het lijkt hier wel de theaterschool… Afijn, na een half uur zou Carandes dan erbij komen om te kijken hoe of wat, maar als ik nou eerst eens die cliënt zou uithoren, dan zou dat ‘m heel goed uitkomen wegens andere dringende werkzaamheden, het kantoor betreffende. En weg was ie. Om niet meer terug te komen die dag. Had hogere doelen te dienen. Die FIOD gasten natuurlijk. Afijn… Komt die Brit… Helemaal radeloos. Totaal over de zeik. Had ie Carandes al maanden geleden een mooi voorschot betaald, en niet zo’n beetje ook. D’r was ‘m een keiharde dagvaarding beloofd. Maar hij had niets maar van ons kantoor gehoord. Waar was die dagvaarding?
Ik kijk eens. ’t Dossier was flinterdun. Enkel een enorm lange brief van die Brit, wat hanenpoten van Carandes op ’n kladblaadje en die voorschotnota,… meer zit ‘r niet in! En die Brit begint me te dreigen en te grienen dat ie een klacht zal indienen, dat we z’n zaak tegen die Afrikaanse beleggingsfraudeurs, fucking niggers, totaal verkloot hebben…Z’n poen. Kan ie naar fluiten zeker! Ik kan niet blijven zwijgen.
Dat truckje van Carandes is me onmogelijk. In koeterwaals Engels probeer ik m’n cliënt gerust te stellen, ‘m enigszins aan het verstand te peuteren dat ik uitstekend begrijp hoe de vork precies in de steel hangt. Wat is z’n probleem eigenlijk? Een Engels contract is ellenlange kletskoek doorworstelen. Ik snap er zelf geen flikker van, behalve dat ie z’n poen voor eeuwig kwijt is. Wie stopt z’n vermogen dan ook in een Afrikaanse put?
Maar Carandes had me duidelijk verboden om concreet te worden. Zwijgen is goud! Als je per se iets moet zeggen, als je ’t niet meer uithoudt, zeg dan maar ja. Drie keer met tussenpauzes. Dat hielp. Dus ik geef ‘m alleen schijnantwoorden. It is all about the details, sir. Mister Carandes must look into it once more. I understand, I understand… We’ll fix it, sir. Yes, sir. Don’t worry, sir…

Die Brit klaarde weer wat op.
We waren ’t roerend eens. Geen idee waarover, maar ik had z’n dag weer gemaakt. M’n eerste cliënt…, hij zou model blijken te staan voor talloze intakes. Mee kletsen en gerust stellen. Dat willen ze. Ze willen geen ingewikkeld verhaal. Ze willen niet horen dat ze zelf hartstikke stom zijn geweest, ’n blunder hebben begaan, dat ’t hopeloos is, dat ze zelf de boel genaaid hebben… Daar hebben ze geen rooie cent voor over, voor zo’n kutverhaal. Nee, geef ze gelijk, geef ze ’n aai over de bol, en ze betalen fluks je grofste voorschot en met alle genoegen… Hoe duurder hoe beter. Op de beëdigingsdag, 13 juli, is het snikheet. Zeker 30 graden. Zweten onder die geleende wollen toga in een veel te kleine zaal van de rechtbank. Dat was destijds nog op de Prinsengracht. Hadden ze de rechtbank en het Hof samen ingepropt. Al die dure rechters en advocaten zaten daar op elkaars lip! In dat Paleis van Justitie. t’ Was eerder ‘n gevangenis… Beëdiging. In de bloedhitte. Met dertien andere feuten en wel honderdvijftig opgewonden papa’s en mama’s en hun hele kutfamilie en kantoorgenoten in dat kleine zaaltje. Weer een toneelvoorstelling. We spelen rechtbankje! Praatjes pot van de rechter, van de Officier van Justitie en ook nog ‘ns van de Deken. Het gaat maar door. Ondanks die hitte allemaal een lang en gortdroog verhaal. Doen niet voor elkaar onder met hun kletspraatjes.
Mij veel te langdradig voor die stoompan… Vooral kletskoek over wat de advocaat betaamt. Ze willen ons opvoeden. Ze weten honderd procent zeker dat we vuile schoften zijn! Dat we die regeltjes lekker aan ons laars gaan lappen. Graaiers zijn we! We nemen allemaal kansloze zaken aan en sturen dan dikke declaraties. Zo werkt ’t toch? Eindelijk is ’t dan gebeurd. Dat beloof ik! Drie woordjes. Meer mag ik niet zeggen. Dat beloof ik… Een paar hadden meer tekst: Zo waarlijkehelpe mij God almachtig. Schijnt hetzelfde te betekenen, maar ik betwijfel dat… Ik beloof liever zelf.

Dat ik eerlijk zal lijken, zoiets… Dat ik alles wel recht zal lullen wat krom zit… Bloemen. Opgetogen families. Foto’s. Iedereen blij dat ’r weer veertien schurken zijn bijgekomen. Een grote grijns op het gelaat van m’n patroon. Carandes wou er per se bij zijn. Had zeker niets beters te doen. Hij wou me zeker persoonlijk de eed horen afleggen. Mij boeide het niet. Ik was dan toch maar advocaat. Fuck. Fuck iedereen! Ik ben er. Ze zijn d’r in getuind… De President van de rechtbank had me twee weken eerder nog de oren gewassen. In het kennismakingsgesprek. Da’s verplicht, dat je eerst met de pet in de hand je nederige opwachting bij de President maakt. Die President was vroeger zelf advocaat geweest. Een hele dure. Die kende het klappen van de zweep wel. IJdele man. Liet me ruim een half uur wachten, begon gelijk te pochen over z’n glansrijke carrière, overbodige uitweidingen… Alsof ik z’n neefje was. Ineens herinnerde hij zich z’n rol in de komedie. Vroeg me hautain wat ik in vredesnaam in de advocatuur kwam doen, met zo’n achternaam!

Hij wist er een hele sloot die zo heten. Hoe dacht ik eigenlijk cliënten te krijgen? Hij lachte me gewoon uit. Zat daar ’n beetje te grinniken in m’n smoel. Ik had z’n dag weer goed gemaakt. Hij had nog ongevraagd advies voor me. Dat ik vooral m’n dossiers goed moest kennen. Fei-ten-ken-nis! Dus dat als de rechter iets vroeg, het kleinste detail, dat ik dat dan zo uit m’n blote hoofd kon oplepelen. Dat ik niet ter zitting in m’n dossier ging zitten bladeren en ’n beetje stond te stotteren voor ‘m! Daar had ie ’n hekel aan. Dat kostte maar tijd, dat gestotter. Had ie natuurlijk gelijk in. Gaf ik ‘m ook. Ik gaf ‘m gelijk. Ik zou iedereen gelijk gaan geven. Iedereen naar de mond lullen… Dat beloof ik…

Daags na de beëdiging kwam m’n eerste echte, helemaal eigen rechtszaak als advocaat. Maar… kut: het is z’n vader. Carandes-senior. Kortweg Snor. Nog imposanter dan wat m’n patroon had laten groeien. Snor had ’n tuin en buren, en die buren hadden ’n tuin, en hij had een nieuw raampie gemaakt in z’n schuurtje, waar ie zat te klussen, en nu kon ie zo in de tuin van die buren gluren. Dat vond die buurvrouw niet zo leuk. Ze was dan wel moddervet en dik in de zestig en d’r was helemaal niets appetijtelijks meer aan d’r te zien, maar ze was toch enorm op d’r privacy gesteld. Dat ze zonder begluurd te worden zogezegd in d’r blote reet in d’r tuin kon ronddartelen. Daar nam Snor dan weer aanstoot aan. Dat die uitgelebberde buuf van hem, die sloerie, dat ze ‘m van gluren verdacht. Wereldzaak dus. Kort geding.… Het eerste wat die rechter roept, een baron nota bene, met dubbele achternaam, Van Strengstein toe Bekhouden, zoiets, als we voor ‘m zitten: Schaamt u zich niet… Kijkt ie mij d’r bij aan, nota bene! Alsof ik zelf zo nodig naar die snol wou gluren. Dat ik me daar ’n potje zat op te geilen, samen met die Snor. Rukken in z’n schuurtje… Dat wijf zit flink te loenzen naar de rechter. Hangt de dure dame uit. Gekwelde ziel. Voelt zich aangerand. Snor moet natuurlijk inbinden: matglas. Mocht ie d’r ook gewoon opplakken. Simpel plakfolie. Kost nog geen tientje. Opgelost. Maar wel ’n dwangsom aan z’n broek. Had ie dat zelf maar moeten bedenken, die Snor. Of had ie eerst maar even moeten slijmen bij de buuf. Had ie eerst maar even netjes aan die troel gevraagd of d’r geen bezwaar tegen was, tegen dat raampie. Eigen schuld…
Maar Carandes in alle staten. Wil gelijk in hoger beroep, vindt ‘t ’n schande!, Z’n goede naam… de eer van de familie…. Wat had ik godverdomme tegen die rechter gezegd! Had ik nou al die simpele kutzaak van z’n vader verneukt! Had ik m’n bek soms niet open gedaan? Had ik dat geile kutwijf dan niet alle hoeken van de rechtszaal ingeluld…!
Maar ik had Snor al duidelijk gemaakt dat ie daar niet blij van zou worden, van een appél. Dat ze dan met z’n drieën, die drie Raadsheren van het Hof, altijd vrouwen daar, wel ‘ns wilden weten waarom die Snor zo stiekem op z’n ouwe buurvrouw zat te geilen. Carandes slikt m’n advies. ’t Is ineens klaar. Hij is ‘t er helemaal mee eens. Matfolie! Tuurlijk… Laat d’r lekker met d’r blote kont in d’r tuin de hele buurt opgeilen. Hoeft Snor toch niet te zien! En anders laat ie toch ’n kiertje open! Ha, ha! Kannie zich evengoed verlekkeren! Z’n vader is trouwens toch geen betalende cliënt, dus daar hoefden we ook geen traan om te laten…
Als ‘m dat weer te binnen schiet geeft ie me nog ’n compliment ook. Dat ik die Snor uitstekend bang heb gemaakt, dat ie vooral niet ook nog eens gratis appèl moet instellen…
Carandes is niet alleen advocaat. Hij is ook belastingadviseur, en vooral beheerder van schimmige trustmaatschappijen, postbusfirma’s, hier op ’t WTC en op de kaaimaneilanden, de maagdeneilanden… Hij zit op elk belastingparadijs. Haalt ie ’n lekkere omzet uit. Hoeft ie niets voor te doen. Bijna niets. Eens per jaar ’n zogenaamde aandeelhoudersvergadering met zichzelf en ‘n A4tje naar de fiscus. Dat gaf nog ‘ns cashflow! Hij is ook curator, vooral over failliete poen, vermogensbeheerders, louche figuren, die met namaakbrochures en boilerrooms de mensen het geld uit de zak lulden. Diamanten, tropisch hardhout, indexfondsen, alles komt voorbij, je kon ’t zo gek niet bedenken. In zo’n boilerroom zitten ’n stuk of twintig gasten de hele dag leads te bellen, waarvan ze ruiken dat ‘r poen zit. Hebben ze eenmaal beet,… ga je voor de bijl. Gouden bergen beloven ze. Stel je daar maar ‘ns tegen te weer. Zeg dan maar ‘ns nee. Maar vroeg of laat was die gast natuurlijk vertrokken. Met de poen! Had hier alleen maar een postbus. Soms stond toch nog iets op de rekening. Een wonder. Dat was dan voor Carandes! Dat was natuurlijk allereerst voor het salaris van de curator.

Moest ie wel wat voor doen. Moest ie wel de rechter-commissaris voor meekrijgen, dat ie dat beetje poen nog in z’n eigen zakken mocht steken. Kwam ie met spannende verhalen in ’t faillissementsverslag. Leek wel een roman, hoe die op speurtocht was naar die klerelijer die ‘m gesmeerd was, zodat ie zelf naar de Bahama’s vloog, dat ie elk moment beslag zou leggen op een geheime rekening daar. Dat kletsverhaal kom ik in elk faillissement weer van ‘m tegen. En hij diende dat vliegticket gerust negen keer in. Kwam ie mee weg! Maar ’t is ‘m niet genoeg, d’r moet nog meer gegraaid worden… Carandes heeft doodleuk z’n eigen kantoor in het WTC gefinancierd met z’n failliete boedels als onderpand. Vandaar de FIOD. ‘t Is nu al dertig jaar geleden dus hij hoeft er niet meer van wakker te liggen als ie dit leest. Maar zoiets kan natuurlijk niet… Ik zie wel in dat m’n tijd bij Carandes van beperkte duur zal zijn. Dat ik m’n ladder maar ‘ns moest verplaatsen als ik niet opnieuw helemaal onderaan wil belanden. Dat ze me zullen uitkotsen, m’n toga afpakken, omdat ik die Carandes nog ’n handje geholpen heb met de boel op te lichten… Carandes is namelijk ook exinspecteur van de omzetbelasting. Weet precies hoe Jan-ondernemer b.v. stiekem graait. Hij kent alle kneepjes, carrousels, draaideurconstructies.., hij werd er heel vrolijk van. Dan gingen z’n oogjes glimmen en werd die snor nog breder. Hij dacht de FIOD te slim af te zijn. Dat die uilskeukens daar nooit bij die trusts van ‘m zouden mogen kijken. Dat onze overheid mooi achter z’n net moest hengelen. Dat lukte hem nog wel, hij hield z’n zwarte poen, maar de rechtbank was gaandeweg toch wel klaar met hem. Hebben ze daar vast met de belastingboys gesmoesd en vast die verslagen van ‘m eens op elkaar gelegd, op zoek naar de verschillen… Een voor een worden z’n faillissementen van ‘m afgepakt. Zogenaamd wegens een vage reorganisatie.
Ze houden het diplomatiek. Willen geen nog bozere crediteuren op hun nek, als die ‘r lucht van zouden krijgen dat die curator de Allergrootste schoft was, hun beleggingen, hun laatste centen in z’n zak had gestoken. Maar hij kreeg dus geen nieuwe meer. ’t Viel langzaam droog die geldkraan van de rechtbank. Willem was een oude rot. Ex advocaat. Er uit gemieterd wegens financieel wanbeheer. Onder de paraplu van Carandes ging ie als jurist gewoon door, al presenteerde die zich doodleuk als advocaat. Willem, een beetje gezet, mooie volle krulsnor…, hij was heel charmant. Kwam uit het Haagse. Laan van Meerdervoort. De advocatenboulevard van de Hofstad. ’t Crême de la crême daar. Maar hij was echt ruimhartig. Strooide met z’n kennis. Vond ie leuk. Kon uren doorpraten. Hij heeft me veel geleerd, veel praktische kneepjes. Hoe je beslag legt. Wanneer je alleen maar dreigt. Waar moet je op letten. Wie je even kan bellen. Dat soort dingen. Voor niets deed ie dat, mij alles vertellen. Voor ’n biertje op z’n tijd. Reuze tof van die Willem. Hij zat boordevol verhalen. Anekdotes. Type corpsbal. Maar ze moesten hem niet meer. Mocht nooit meer advocaat worden. Had te opzichtig gegraaid… Laat me dat een goede les zijn. Zorg dat je etalage op orde is! Dat ’t er netjes uitziet. Niet zoveel Binnen harken dat je teveel poen onder ’t tapijt moet vegen.

Maakt ’n rommelige indruk. Dan krijgen ze je in de smiezen. Komen ze ‘ns langs. Boekenonderzoek. Visitatie. Lichten ze dat tapijt even op …en dan hang je. Van het tableau, voor ’t leven. Een schandvlek voor de eer van de stand die Willem. Nou… wist ik veel toen. Wist ik veel dat ik vooral boeven op mijn kantoren om me heen zou krijgen, die stuk voor stuk de eer van hun stand te schande zouden maken, maar d’r allemaal mee weg zouden komen.
Carandes wist wel cliënten te strikken. Dat ging hem goed af. Zelfs in z’n vakantie. Van z’n vakantieadres, een camping in Frankrijk, nam ie een cliënt mee met een vrachtautotransportbedrijf. Dus met een vracht aan zaken en aan kennis voor mij.

Over de rijtijdenwet, boetes, beslagen, faillissementen…, over huurzaken, ontslagzaken, overnames, ruzie met z’n broer, z’n mededirecteur, alles wat je maar bedenken kan. In korte tijd leerde ik heel veel. We hebben die cliënt helemaal uitgekleed. De ene procedure na de andere. En in hoger beroep! En weer een kort geding. En beslag leggen. Hup! Links, rechts, maakte ons niet uit. Gebeurde er wat. Cliënt blij. Had die even een doortastende advocaat! Carandes werd niet gehinderd door enige kennis van zaken. Hij deed maar wat. Dat boeide hem niet eens. Hij wist dat ie niets wist, hij had nota bene z’n examinatoren opgelicht. Zolang z’n cliënten maar dachten dat ie alles wist. Maar die blije cliënt met z’n transportbedrijf werd toch allengs minder blij. En eind van ’t liedje was natuurlijk dat er geen vrachtauto meer reed. D’r was een stuwmeer vol gedupeerde crediteuren. Die hele toko is met al dat kansloze procederen helemaal naar de kloten gegaan. Gestorven in het harnes, zogezegd. Maar Carandes had z’n voorschotten wel tijdig binnengeharkt… Gelukkig waren Fred en Rianne er ook nog. Twee jongere en best wel serieuze collega’s aan wie ik veel kon vragen. Fred was zelf nog maar stagiair. Was ’n jaartje eerder aangenomen. Net klaar met ’t klasje. Het herhalingsklasje van de advocatenorde waar elke stagair –  feut – zich aan moest onderwerpen. Een jaar lang. Hij had veel contact met lotgenoten bij andere kantoren. Moesten allemaal buffelen, zich allemaal bewijzen. Fred moest nu ook aan de bak. Z’n wittebroodsweken zaten er al heel lang op. Omzet draaien. Alles draait om omzet, bond ie me op ‘t hart. Had ’n klein kind thuis, nog geen jaar. Hield hem de hele nacht wakker. En anders z’n vrouw wel… Kwam ie als ’n lijk naar kantoor. Ook op z’n fiets. Fred zei me al snel je heb vier vijanden: je cliënt, je kantoor, de Orde van Advocaten en de tegenpartij. In die volgorde. Dus dat ik ’t maar wist. Dat ’t één grote slangenkuil was. Dat ik vooral niet dacht dat ik nog vrienden had. Dat niemand me dekking zou geven als ik voor ’t hekkie stond, bij de Raad van Discipline. Dat me dan nog maar één ding zou redden. Keihard jokken. Gewoon je er glad door heen bluffen. Dat doet Carandes immers ook. Klopt. Die Carandes weet niets, wordt niet gehinderd door enige juridische kennis. Maar Carandes kan wel geweldig goed kletskoek verkopen. Daar is ie ’n natuurtalent in. Hij heeft zelf ook een goede neus voor lulkoek. Lulkoek van ‘n ander accepteert ie niet. Ik kreeg een keer de wind van voren toen ik een brief te lang onbeantwoord had gelaten. Volgens mij had onze cliënt geen poot om op te staan. Daar had ik toen nog moeite mee… Dus had ik die brief namens de wederpartij maar even die brief gelaten. We zouden die zaak toch maar verliezen. Alsof dat er iets toe deed! Daar ging het niet om. Snotneus! Advocaatje spelen en dan niet bijten! Agressieve correspondentie voeren! Bluffen! Dat heeft ie er goed ingeramd bij me. Dat moet ik ‘m dan toch nageven. Dat ie me leerde doordrukken, doorknijpen… Maar ik had last van m’n geweten. Ik moest gewoon schijt hebben aan de regels, bijvoorbeeld dat je geen klinkklare onzin bepleit, niet liegt, niet bedriegt, maar ja… dat kon ik toch niet zo goed. Ik kreeg later van Carandes nog een zaak van een buurtclubje om de sloop van een oud pand tegen te houden. Een dorp in het Gooi. Een monument. Dat lukte me zowaar..!.

Voor even dan, een paar dagen tot de zitting. Uiteindelijk trokken we natuurlijk aan het kortste eind. Kansloze zaak. Maar hop naar de Kneuterdijk. Raad van State. Hoge witte gangen. Imposant gebouw. ’t Halve dorp was uitgerukt. Dagje Den Haag. Maar dus eerst ‘ns kijken hoe die burgemeester van ze op z’n flikker zou krijgen. Dat wouden ze wel ‘ns meemaken… Vijf dames en heren in burger spelen rechter vandaag. Uitgestreken smoelen. Zitten als een sfinx en stellen ijselijke vragen. Kon ik die en die uitspraak dan niet oplepelen? Hun jurisprudentie.
Hun gouden bordje stront! Wat kwam ik daar eigenlijk doen? Wat kwam ik hun tijd verprutsen? Maar hoe dan ook: m’n aanvankelijke schorsing voor een paar dagen had indruk gemaakt op de dames en heren van de buurt. En we konden altijd nog een bodemprocedure starten. Wie het laatst lacht… Dus daar kon Carandes dan weer aardig mee wegkomen. En nieuw honorarium toucheren. Ik werkte uiteraard onder zijn “toezicht” en het waren zijn buren. Carandes woonde zelf in dat gat. Hij had wel even in de piepzak gezeten. Zag zich al uitgelachen worden in dat dorp. Dat ik die zaak verprutst had en hij thuis met de nek zou worden aangekeken. Dat ie de centjes van de buurt had gegrist zonder te leveren. Pek en veren zag ie al…
Maar we konden er dus nog een draai een geven. Carandes heeft er die avond waarop we ‘t met een buurtborrel afsloten nog een paar nieuwe zaken uitgesleept. Dat was ‘m wel toevertrouwd… Ik bracht zelf ook nog aardige zaakjes aan. Betalend dus. Niet dat pro deo werk. Eerst een fotomodel. Vriendin van m’n zwager. Hing met d’r smoel op alle billboards door het hele land. Voor een nieuwe tv zender. Overal zag je die kop. In het echt was ze niet eens zo’n geweldig stuk. Ook niet lelijk maar ook niet dat je denkt wouw. Maar goed, ze had nog geen cent ontvangen. Dat kon natuurlijk niet. Ze had nota bene een contract. En ja hoor: ’t stond er gewoon in. Keiharde duiten. Een heleboel. Een eitje dus. Komen we bij Ruud bigshot H..
Wou ie haar onder druk zetten met: “jij komt nooit meer aan de bak. Ik zorg ‘r wel voor dat je he-le-maal wordt uitgekotst in het wereldje”.

Maar ze gaf geen krimp die meid. Bleef ‘m strak in z’n smoel aankijken. Lachte ‘m uit. Ik lekker dreigen: wou je een kort geding dan? Leuk voor je nieuwe zender. Publiciteit, man. Gratis reuring… Ruudje wist dat ie klem zat. In een kwartiertje had ik ’t rond. De poen werd snel gestort. Eitje. En ze deelde uit die meid. De hele familie mee naar de Bahama’s voor d’r huwelijk met m’n zwager. Club Med Eleuthera, te gek. Dat huwelijk was geen lang leven beschoren. Maar de bruiloft was grandioos. Roze stranden. Ik begreep die louche beheerders wel. Dat ze de poen naar de Bahama’s sluisden. D’r was daar van alles te ritselen en dan lekker in de tropische zon…En je was zo in Florida. ’n Uurtje. Die meid is later toch echt bekende Nederlander geworden. Tv, boeken… Had ze Ruud H. niet voor nodig gehad. Ze had d’r eigen kwaliteiten, en die zaten niet alleen maar op d’r smoelwerk. ’t Was best een slimmerd die schoonzus. Tweede zaak van mezelf was een student werktuigbouwkunde bij Fokker. Gat-oprekking. Ja ja. Iets met klinknagels en metaalmoeheid. Hij kon geweldig blowen, die student. Nog meer dan ik. Giel heette die. Hele dag stoned maar toch tussendoor superslim. Giel had de oplossing. Voor de hele wereld. De vliegtuigen zouden niet langer uit de lucht mieteren! Met zijn klinknagels zouden ze voortaan gewoon blijven doorvliegen, heus.
Of ie wel even mocht vangen van Fokker. Geld wou die, en niet zo’n beetje ook. De uitvinding van de eeuw godverdomme! Fokker bood hem een lullig bedragje, dertigduizend of zo. Daar trapte die niet in. Hij stak ‘r nog eentje op en zag de miljoenen al naar ‘m toezweven. Maar Fokker had daar geen trek in. Fucker interesseerde het geen reet die gat-oprekking van m’n student. Fucker liet die vliegtuigen lekker omlaag donderen. Konden ze weer nieuwe vliegtuigen slijten. Wij naar de rechter. Kort geding, godverdomme! Tussendoor vroeg ie me nog om aandeelhouder te worden. Dat kon toch niet stuk? Drieduizend was genoeg. Zou ik superrijk mee worden. Hij zou het gat in m’n beurs ook wel even oprekken. Ha, ha. Ik werd op slag ethisch. Ik kon beter geen dubbele pet opzetten. Ik moest onafhankelijk advocaat zijn. Kon ik zo oplepelen. Wat de advocaat betaamt. Dat gelul. Vond ie niet zo leuk zo’n zuiver geweten. Had ie de smoor in, Giel.

En nog meer toen ik verloor. De rechter zag ‘r niets in. Vond ‘m maar een snotneus, een bedrieger. Die uitvinding was van Fucker. Giel een smerige dief. Kreeg ie nog dwangsommen aan z’n broek. Moest ie alles aan Fokker teruggeven en z’n bek houden en niets naar buiten brengen. Was ik even blij dat ik ‘r niet ingetuind was, dat ik m’n portemonnee in m’n broek had gehouden. Nooit meer iets van gehoord, van die gat-oprekking. Alleen nog in een cryptogram van z’n neef. Meester in de rechten. Die neef had de advocatuur allang opgegeven. Maakte alleen nog maar puzzels voor de krant. Begreep ik toen niet. Dat je daar je behoefte mee bevredigt, met dat gegoochel met woorden, en al helemaal niet dat je daar je neefje voor gebruikt. Maar die woordgoochelaar was ‘r zelf ingetrapt. Was aandeelhouder geworden. Die was z’n poen dus kwijt. Gefuckt door Fucker. Die student had weer een kennis. Makelaar in onroerend goed. NVM nota bene. Die had flink zitten sjoemelen. Is normaal, maar hij was betrapt. Marcel moest een gigantische villa verkopen. D’r was een hele ouwe taart eindelijk het hoekie om gegaan en de erven wouden eindelijk ‘ns poen zien. Zat ie buiten de erven om te smoezen met een stiekeme koper, ’n vrindje van ‘m, om d’r een slaatje uit te slaan. Om te laag te bieden en dan ook wat onder de tafel door te schuiven… Hij had zich helemaal mee in de nesten gewerkt, met dat pannetje. Marcel had dus dat lijpe vrindje, z’n partner in crime, twee maal de villa laten bezichtigen zonder iets aan z’n cliënt te zeggen. En dat was uitgekomen. Dom. Maar erger: schande! Alle regels overtreden. Komt ie bij mij. Van de prins geen kwaad die Marcel. Hij was de zuiverste makelaar in het Gooi. Bezwoer ie me. Altijd eerlijk. Hij had alleen even vergeten om bijtijds een telefoontje te plegen. Het was druk geweest. Hij had geen kwaad in de zin gehad. Ik moest ‘m geloven. En hij kreeg godverdomme nog poen van ze. Courtage.

Over twee of drie miljoen. Dat liep aardig op. Maar ze hadden ‘t uiteindelijk zelf buiten ‘m om geflikt, de verkoop. Ze hadden ‘m in de smiezen gekregen en ‘m z’n congé gegeven. Had ie toch ’n nota gestuurd. Of ik nou even die nota kon innen. Een echte advocatenbrief. ‘Tuurlijk, geen probleem. Ik zou ze wel even voor het hekje slepen. Waarom die gast nou voorwendde in z’n eigen onschuld te geloven? Wat drijft die boef om brutaalweg een kort geding voor z’n criminele honorarium te eisen. Afijn, op de zitting blijkt die erfgenaam Stibbe als advocaat te hebben! Stibbe heeft tegenwoordig een kolossale toren bij het WTC, pal tegenover de rechtbank. Daar kijken ze op neer, zo hoog is die toren. Ze maakten gehakt van m’n zaak. Veegden de vloer aan met m’n makelaar. Hij mocht z’n courtage in z’n hol steken. Sterker: ze eisten schadevergoeding van ‘m. ’t Tienvoud van z’n nota. Klacht aan z’n broek. Geschorst als makelaar. Ik had ‘m gelukkig nog wel gewaarschuwd. Dat er actie en reactie is, zogezegd. Gelijk hebben en gelijk krijgen… Stond gelukkig ook op papier. Ik had me wel even ingedekt. Ik nog even vangen. Uurtje factuurtje. Ik deed er mooi niets af. Nog een grove fout gemaakt. Onteigening. Van een lapje grond met een af ander bouwsel erop. Twee weken cassatietermijn. Wist ik veel! Na een maand ga ik ‘ns kijken. Inhoudelijk een kansloze zaak natuurlijk. Dus ik schrijf m’n cliënt dat ik weinig brood zie in hoger beroep. Pislink werd ie. Ik moest en zou doorgaan. Tot aan de koningin. Toen kwam ik er pas achter.

Die twee weken waren allang verstreken. Foutje. Kans verkeken. Voorgoed! Niets meer aan te doen. Subiet een klacht bij de Deken. M’n eerste klacht. Kut. Ik naar Carandes, m’n patroon. Die gaf niet thuis. Los ’t zelf maar op. Als het Carandes maar geen geld ging kosten. Dat ik wel even wist dat ’t m’n eigen probleem was en bleef. De eigen bijdrage op de beroepsaansprakelijkheid dus. Vijfduizend gulden. Zoek ’t maar uit zei Carandes. Ik door ’t stof. Mea culpa. Zo hoorde het, wist ik al. Duizend maal excuses. De Deken dekte me. Ik had het juiste boetekleed aangetrokken. Zoals het de advocaat betaamt. Niets aan de hand dus. En geen schade, want ’t was toch een kut zaak waar niets in zat. Rianne, m’n andere collega, was eind dertig. Ze had best wel een zekere aantrekkelijkheid voor me, maar ze was lesbisch. Dat merkte ik al snel. Niet gevoelig voor m’n charmes. Ze kwam van een veel groter kantoor. Ze vertelde me over de ratrace daar. Over hoe de stagiaires daar als voetveeg werden behandeld. Het onderlinge ellebogenwerk. Van hoog tot laag, de zieke sfeer van rauw kapitalisme. Maar ze wist veel van faillissementsrecht en familierecht. Had ze allebei gedaan daar op dat grote kantoor.
Uren in de boeken. Jurisprudentie bespreken tijdens de lunches. Allerlei haantjes de voorste die met volle mond de meest obscure uitspraken over de tafel uitkotsen. De een nog gewiekster dan de ander. Je maag draait er van om. Ze willen allemaal partner worden. Geld verdienen. Bakken met geld! En ze gaan over lijken. Ze gunnen mekaar geen millimeter. Wie kan het beste likken. Wie durft de grootste bek te hebben. Ze was er godzijdank weg. Kon ik beter bij Carandes zitten, vond ze. Dan zie je nog ‘ns een cliënt, sta je nog ‘ns zelf voor de rechter. Ze had vijf jaar met d’r neus alleen in de boeken gezeten. En tussen de pikkende haantjes. Maar met d’r kennis van  faillissementen had ze Carandes geïmponeerd. Ze draaide een aardige omzet bij ‘m en verder hield ze zich gedeisd. Ze bleef overal buiten, wou niets met de eigen zaakjes van Carandes te maken hebben. Met z’n trusts.

Later kwam Karel er nog bij. Karel zette nooit door in z’n civiele zaken. Hij trof liever een schikking of hij dook gewoon weg. Was ie een paar weken gewoon pleite. Net zo makkelijk. Kwam ie terug met onnozele blik. Niets aan de hand. Cliënten boven op de kast van al dat wachten, maar Karel maakte zich de pis niet lauw. Wist precies hoe ie z’n cliënten aan ’t lijntje kon houden. Een groot talent die Karel. In elasticiteit. Dat het net niet knapte dat lijntje. Zei die dat ie er nu goed tegen aan ging. Dat ie zogenaamd net klaar was met een stevige brief aan de andere advocaat. Nou, die kon de tegenpartij in z’n zak steken!

Lag zogenaamd net bij de typiste, die nog helemaal niet bestaande brief. In die tijd had je nog geen e-mail dus kwam ie er mee weg. Hij kon ook heel charmant liegen. Karel kwam ook uit het Gooi, net als Carandes. Nog duurder dorp. Hij was ook heel hoffelijk. Ook naar mij. Gooische manieren. Gooische charme. Maar volgens Rianne deugde hij niet. Ze pruimde ‘m niet. Ze vond ‘m een prutser. Maar Carandes was natuurlijk een nog grotere prutser.

Ze ried me opnieuw aan om m’n biezen te pakken. Er was plek genoeg voor derdejaars stagiares. Carandes zou m’n naam besmeuren, zou me meesleuren in z’n stinkende poel. Ik zou weer helemaal onderaan die ladder tuimelen. Fred ging ook al pleite. Pakte gauw z’n biezen. Fred had alles alvast gekopieerd, nam alle kennis van die oplichter mee. Vooral in faillissementen. Keurig in ordners. Op alfabet. Fred is later nog veel als curator benoemd. Rianne ging ‘r ook vandoor. Ze richtte thuis haar familiepraktijk op. Werd mediator. En Karel smeerde ‘m ook: terug naar het Gooi. Het hele kantoor liep leeg.

Dus ik moest als de wiedeweerga een ander kantoor vinden. Opnieuw die stoelendans… Ik moest vooral niet te kritisch zijn! Elk lullig kantoor is me goed. Straks dondert dat hele kantoor van Carandes & weggelopen Partners in elkaar. Sta ik op straat! Ik was de enige nog bij die Carandes. Ik pak de eerste de beste klootzak die me pruimt, nam ik me voor. Ik zuig me als ’n teek aan ’t eerste bloed vast dat me in de buurt laat. Zo trok ik naar de stad P. Bij Jan en Arnoud. Heel vrolijke gasten. Ze gooiden los uit de pols wat grapjes in het sollicitatiegesprek. Sigaartjes erbij. Ik snoof die lucht daar ‘ns op. Rook ’t direct! Nog rotter dan in ’t WTC. Ik liep vast van de regen in de drup.

Gaf niet. Ze lulden me zo binnen. Ik had beet. Ik ging er nog op vooruit ook. Qua loon, maar ook soorten zaken en betere klanten. Carandes zuur. Hij kon in z’n uppie niet verder. Hij wist heel goed dat ie d’r de ballen verstand van had. Probeerde me nog om te praten, wou me zelfs partner maken, als ik zou blijven. Maar nee, ik vond het de hoogste tijd. ‘t Was een zinkend schip. Ik hoopte bij Jan & Arnoud op een iets stabielere omgeving. En een pietsie eerlijkheid wellicht. Zouden die opzichtige grapjassen uit de stad P. een beetje eerlijk zaken doen, zogezegd objectieve rechtsbijstand verlenen?

Hoofdstuk 2: Ik ging dus advocaat worden.

1978. Ik ging dus advocaat worden… Door Miep. M’n eerste vrouw. Ze was nog maar zeventien toen we trouwden dat jaar. Ik 21. Ze wist wat ze wou die Miep. Ze wou poen. Dus ze wou advocaat worden en ze stimuleerde me om ook advocaat te worden.
Maar eerst moest ik nog het VWO zien te halen… Ik had wat achterstand opgelopen door de ontijdige dood van m’n ouders. Wees op m’n twaalfde. Weggelopen op m’n zeventiende. Niet echt een flitsende schoolcarrière… Ik was op m’n negentiende, twee jaar eerder, opnieuw weggelopen bij m’n tweede pleeggezin en was in Amsterdam beland, op een zolderkamertje… Ik kwam net rond van een mager pensioentje van m’n dooie vader. Was fabrieksarbeider, kraandrijver, voor ie aan z’n nieren begon te creperen… Of net niet, dat rondkomen van me: dan moest ik zwaar boeten voor m’n lege beurs na een paar avonden stappen, op zoek naar gezelschap, naar een praatje met iemand… . in de kroegen. Ik stotterde nogal.

Daarom sprak ik niet graag. Maar ik had weinig te melden. En ik had ook geen normen meer. Ik was van een protestantse sekte op m’n 17de in een alternatieve Heelgemeenschap terechtgekomen, voelde me beide keren compleet gevangen in anders-mans drama, ik was diens tableau vivant of kop-van-jut. Beide pleegmoeders hadden een eigen kind verloren.
Dus ik moest dat perfecte kindje spelen, hun droomkindje.
De eerste moest continu klagen en kijven, vooral op haar man.
De tweede was net zo dominant en op haar alternatieve wijze even strikt.
Die had geen bijbel en Apostel om te vereren, maar de I Tjing in de uitgave van Jung, en haar eigen voetengeneeswijze, maar de leer werd even krampachtig verkracht met dat geklaag van ze. Dus ik liep weer weg. Sprong weer het diepe in. En nu was ik twee jaar later totaal alleen op de wereld. Geen contact met m’n broers en zusjes. Geen ouders, geen vrienden om me heen, een totaal overbodig mens, een walgelijke stotteraar, een Man zonder poen, zonder doel, zonder normen, zonder taal, zonder muziek…Eerst nog groen als gras, bedrogen door een zwarte straatdealer, bang voor de buurman die op me viel. M’n hart klopte in m’n keel want ik had me juist die zomer een keer laten naaien. Van achteren. Tijdens een picknick. Buiten dus. Een man van in de veertig. Heel aardig. Maar m’n hart, m’n bloed stroomde over m’n totale lichaam, nog ver nadat ie allang klaar was met Neuken en we al weer in de auto zaten. Hij vroeg me gelijk of ik bij hem wilde werken. Als schandknaap. Maar het was in Frankrijk en m’n Frans was belabberd… Het was m’n eerste homoseksuele contact.

Ik begreep wel dat ik een goudmijn tussen m’n benen had, maar ik was nog veel te blue die zomer. Maar nu dan, een half jaar later, herfst 1976, negentien jaar jong ben ik bang voor die buurman. Ik kan niet eens meer stotteren. M’n keel zit dicht. Ik adem veel te hoog… Zoek je angst op zegt een innerlijke stem. En er is geen poen meer. En de huur moet betaald. En iedereen, elke baas wijst me af. Of ik kom te laat op mijn werk en word ontslagen. Of ik moet als colporteur de mensen belazeren. Moet ze naaien met gladde praatjes en ze stiekem een abonnement aansmeren. Wordt me onder luid gelach allemaal uitgelegd door een rot in het vak, die me onder z’n hoede neemt. Zit zo dat oudje voor te liegen. Glashard, recht in d’r smoel zit ie haar godverdomme uit te lachen, terwijl hij haar stroop smerend toelacht. De rol speelt van barmhartige Samaritaan, haar zogenaamd een goed doel aansmeert. Als de mensen nou toch genaaid willen worden, dan maar goed, dacht ik.

Dan maar eerlijk en openlijk en met dat goud tussen m’n benen, en dus voor de poen. Pecunia non olet. Laat de God van de poen, die Hermes, die dief, die beschermheer van de zakenlui, mijn idool en leidraad maar eens zijn. En dat dacht ik al helemaal op een avond dat ik echt geen sou meer in m’n portemonnee had. Dus ik zoog af en toe iemand af of liet me kont-naaien voor wat poen. Of ik trad een keer op in een life showtje. Op klassieke muziek liet ik de Griekse zeden op me los onder het toezicht oog van een dozijn zich verlekkerende heren, die alleen mochten kijken. Voor poen natuurlijk. Een mens moest overleven… Maar als je niet op mannen valt is dat best nog lastig in het begin. Maar je leert snel je grenzen trekken. In het begin kon ik nog geen nee zeggen.

Ik zei altijd ja, tegen alles. Maar toen ik op zeker moment m’n halve arm kwijt was, in iemand anders had gewurmd, voelde ik een schok van binnen… Dit gaat te ver.
Ik belazer niemand, maar wel mezelf. Ik heb hier geen trek meer in. Dus tijdig nee zeggen tegen malle perversies. We houden het wel gezellig. Wel een condoompje a.u.b. Het is weliswaar nog geen aidstijd, maar er waart al van alles rond: syfilis, gonorrhoeae, platjes… En in de nachtelijke sauna grijpt er link en rechts in het stikken donker van alles naar je, armen, piemels… Als je maar goed theater kan spelen. Dan lukt het wel… Ik kreeg allengs duurdere klanten, twee in het bijzonder, ze telden allebei een paar honderd flappen neer en wilden ook wat met me babbelen, over het leven, een beetje op niveau, na de seks filosofisch ouwehoeren, mij best, de teller loopt door, zodat twee maal per maand, om en om, ruim genoeg was voor me om voortaan niet meer op koude nachten eenzaam het Rembrandt plein af te moeten schuimen naar een klant om voor vijfentwintig piek af te zuigen.

Met alle risico’s van dien… Een actrice suggereerde dat ik eens kloten moest krijgen in plaats van dat gestotter. Ik nam theaterlessen, maar haakte al snel weer af. Weer dat gekijf onderling! Die egotripperij. En trouwens, iedereen speelde al theater. Het hele leven is één groot theater. Iedereen z’n eigen drama. Iedereen wil over zichzelf kletsen, wil de hoofdrol. Ik voelde me bij iedereen een figurant. Een kameleon. Ik zei zo weinig mogelijk en sprak iemand zo weinig mogelijk tegen. Ik had een vrijwel sprakeloze persoonlijkheid ontwikkeld. Als ik ‘ns leuk uit de hoek wou komen, begon ik toch al vrij snel weer te stotteren. Dus ik kon beter figurant blijven. Nadat ik er dronken wat had uitgeflapt, een confidentie over de kroegbaas en diens ouwe meid, tegenover z’n vrouw, gooide die kroegbaas me d’r de volgende dag uit. Ik verloor direct al m’n contacten. Iedereen kwam in die kroeg, midden op de Wallen, tussen de temeiers. Een paradijselijke plek, met een zandbak voor de kinderen, een terrasje, lieve mensen, Alexander Polak, Nelly Freida, Ramses Shaffy, Jos Mulder, ik zag ze daar allemaal. En dat viel ineens allemaal weg. Omdat ik weer eens m’n bek niet had kunnen houden. Omdat ik weer eens zo nodig in een dronken bui die stiekeme neukpartijen onder de neus van m’n doortrapt hengelende drinkmaatje moest opbiechten. Ze had me opgezocht en voor het eerst dronk ik een fles wijn met een dame in m’n woning. Een mooie vrouw met een prachtig lichaam trouwens, wat je van die ouwe meid niet kon zeggen, dat bezopen ouwe loeder, waar ik onder woonde, voor een tientje per maand, die m’n hospita was en me ook eens een keer tussen de benen had gegrepen…, dat ik weer eens m’n bek niet kon houden dus, er gewoon de waarheid uitflapte bij de vrouw van de kroeguitbater, dat ie het met dat aftandse lijk deed boven de kroeg, waar ze heel koel en nonchalant op reageerde waar ik bij zat, die mooie dame, er om lachte, maar waarmee ze de volgende ochtend een compleet drama opvoerde bij haar man, waarin zich helemaal had ingeleefd en waarvoor ze die rol van bedrogen minnares, van Medea, al driemaal had ingestudeerd.

Dus ik kon oprotten uit die kroeg en uit m’n kamer. Die ouwe sloerie, die zich liet naaien voor wat extra centen, m’n huisbazin dus, speelde direct de rol van morele verontwaardiging. Vond me te vies om zich heen te verdragen, met m’n verraad. Vuile verklikker, vond ze me. Judas! Dus ik verloor weer al m’n vrienden.

Kwam ergens vijf hoog achter terecht, achter de Haarlemmerdijk. Alleen een hoog zolderraampje waar je enkel wolken door kon zien.  Hooguit twaalf vierkante meter. Schuine muur naar het puntdak… Weer alleen. Ben ik toch maar weer naar school gegaan. Het VWO. Tussen de kleutertjes… Maar daar kwam ik m’n vrouw tegen! Niet in de klas maar in de gang. Ze had een grote groep jongens om zich heen. Niet vanwege haar uiterlijk. Ze was best mooi maar veel te uitgesproken mannelijk. Ze had iedereen aan haar kont hangen met haar moppen en stoere praat. We raakten al snel in gesprek over koetjes en kalfjes en ze loog dat ze de leraar Duits regelmatig neukte. Ik was vergeten hoe ik met vrouwen moest omgaan, na al die armen in de sauna, en raakte prompt zomaar haar borst eens aan tijdens een gesprek over wielrennen… De volgende dag had ik verkering met haar. Het knalde tussen ons. Het gaf niet dat ze maagd bleek te zijn. Maar sneu was dat onze eerste langdurige vrijpartij, waarin de seks zich regelmatig afwisselde met praatpartijen, ruw werd onderbroken door twee rechercheurs die haar vader op ons had afgestuurd, nadat hem vanuit zijn eigen innerlijk ter ore was gekomen dat ik een heroïnedealer moest zijn, omdat ik er weer eens alles had uitgeflapt bij Miep haar moeder, dat ik alles deed wat God verboden had… Miep had me nog voorgelogen dat haar moeder het heus best vond, en dat ze helemaal niet naar huis hoefde te bellen met haar zestien jaar…

Miep vond het weer sneu dat ik de hoer speelde met mannen. Daar kon ik wel inkomen. Dus ging ik op zoek naar een echte baan. Dat lukte. Bij een marktonderzoekbureau. En ik trouwde Miep, binnen een jaar. Ze was toch heus lief. Leerde me m’n afweer los te laten. M’n cynisme zodra het over liefde ging. Wat nou liefde. Ik was in m’n jeugd dood gegooid met liefde voor de Apostel. Maar geen liefde voor mij dus. Papa was er te ziek voor, moest enkel nog overgeven, de hele dag luid kotsen. En mama was zwaar depressief. Begon vanaf m’n negende zelfmoord te plegen, met pillen, met snijden, maar niets lukte haar… Tot m’n elfde dan. Wie laat er ook toe dat ze dat gekkenhuis pal naast een spoor zetten… Dus liefde, ik was nog nooit geknuffeld, behalve door halve garen, pleegmoeders die hun zoontjes kwijt waren… Iedereen heeft z’n eigen drama, dat is alles.

Maar Miepo hield echt van me en leerde me van mezelf te houden, van het leven te genieten, en van haar te houden… Inmiddels, we zijn weer terug in 1978, ben ik eenentwintig. Ben net computer-programmeurtje. M’n eerste echte baan. Een kantoorbaantje. Zit ik de godganse dag, vijf dagen per week boven lange vellen computercode. Reuze intelligent dat werk. Ja ja,… de hele dag puzzeltjes oplossen. Reuze boeiend, maar niet heus. Het ging nergens over. Over meningen. Over merken. Neppersonages. Over zetelpeilingen. Maar wat moest ik? D’r moest poen op tafel komen…. Ik was getrouwd. Moest een studerende vrouw onderhouden…
En zelf ‘s avonds dus middelbare schoolvakken stampen en examens doen. Voor de balans ging ik behoorlijk laat naar bed. Zat elke nacht te zuipen en te blowen, tot diep in de ochtend… Dan ging die wekker weer. Sjokte ik weer naar dat kutkantoor. Dat diploma moest er dus gauw komen. Ik zou niet voor de rest van m’n leven programmeur blijven. Ik ging advocaat worden…! ’t Was elke dag ’t zelfde. Bed uit, koppijn, op de tram, môhgge roepen, programmaatje schrijven, weer terug op de tram, koken, studeren, zuipen, blowen… D’r zat weinig variatie in.

Maar ik ging stug door… Ik had mezelf verstopt, ergens diep in mezelf. In die diepte zat ’n hele stugge, onaantastbare en tegelijk onnozele kern, die niets wist, niet zoop, niet blowde, niet feestte, een sprakeloze kern, maar die wel tree voor tree die ladder beklom. Die ladder naar m’n betere ik… En de ladder naar de poen. Maar voorlopig stond ik nog maar dicht bij de aarde… Vooral als lullig programmeurtje… Toen ik tussen vier totale randdebielen werkte, die elk cliché over kantoorpersoneel plat sloegen. Er een slap aftreksel van deed zijn: elastiekjes schieten, mekaar treiteren, graag over de rug van de jongste schlemiel, mekaar aftroeven, met van die meelijwekkende slimmigheden… Wat deed ik daar tussen die mislukte muizen, tussen die hopeloze, troosteloze, lusteloze grappenmakers? En wat werden we dan geacht te doen? Tabellen laten uitkotsen met resultaten van marktonderzoek en opinieonderzoek. Vooral gebakken lucht verplaatsen dus.

In opdracht van het grootkapitaal. Dat was nu de zin van mijn leven… Om allerlei voor nog meer poen nuttige details netjes te presenteren. In mooie tabellen, die netjes op honderd procent eindigden… Ik moest dus zorgen dat ‘r geen complete onzin stond… Vrijwel onmogelijk! ’t Wemelde van de tegenstrijdige antwoorden. Of d’r stond gewoon niets. Was ’t potloodstreepje niet goed gelezen of zo. Schonen noemden we dat. Ik was kampioen schonen. Dat was mijn bestaan…schone tabellen poepen. En dan ’s avonds achter mijn glas wijn en m’n joint de tomaten uit Boskoop, wiskunde, Duits…  En lol maken met Miep, uit met Miep, naar de disco, naar een studenten kroeg… En weer een tree. D’r was nog weinig van me over… Een vat vol nutteloze kennis. Ik ontdekte toen eens een fout van de systeemanalist in een subroutine. Dat programma draaide al jaren! Dat gaf dus al jaren verkeerde penetratiecijfers over platenspelers. Dat die gebakken lucht van ons dus in werkelijkheid heel anders woei… Daar waren ze niet blij mee, dat ik met die fout op de proppen kwam, maar ze slikten het door, voerden mijn verbetering in en de systeemanalist gaf me een pluim. Vanaf dat moment kon ik een potje breken op het werk. Zat ik niet meer helemaal onderaan, kon ik wat lijntrekken zonder gepest te worden. Als ik klaar was met m’n programmaatjes klooide ik de rest van de dag ’n beetje rond. Maakte hier en daar ‘ns ’n praatje… Met de kopieerder bijvoorbeeld. Een oude man, al zwaar gepensioneerd. Wist alles van papier. Hoe dat aan mekaar plakt. Elektrostatisch. Hoe je dat mooi los kan wapperen. Zodat die kopieermachine niet hopeloos vast loopt. Soms hielp ik ‘m ’n beetje. Stond ik ook stapels maagdelijk papier te wapperen. Je had ‘r je gedachten niet bij nodig… Je kon je leven nog ‘ns overdenken bij dat gewapper. Hoeveel treden je weer omlaag was gedonderd met al dat geblow en gefeest met Miep…

Maar het systeemhoofd had me dus wel in de smiezen, na die subroutinefout, en toen ik spontaan, ik was toch klaar met m’n werk, een handleiding voor alle programmeurs schreef over het gebruik van de allereerste terminals…; in plaats van uren gaatjes ponsen in kaarten hadden we nu beeldschermen gekregen. Maar ik had dus als eerste door hoe je slim gebruik kon maken van de nieuwe terminals, niet alleen om labyrintje mee te spelen, maar ook om allerlei nuttige taken te laten verrichten. Ik schreef dus een mooie handleiding. Het was een kek handzaam naslagwerkje geworden. Toen vroeg dat hoofd of ik ook systeemanalist wilde zijn. Dat wou ik wel. Dat leek me wel wat, om programma’s te schrijven die onze programma’s zouden schrijven. En ik kreeg eindelijk ‘ns wat normaler betaald. Als programmaluis was je toch eigenlijk het laagste van het laagste kantoorpersoneel. Afgezien van het voetvolk natuurlijk, de koffiedames, de postbode, die kopieerder…

Maar ik was verlost van die elastiekjes schietende mavo-gastjes. Was reuze leuk m’n nieuwe job, vooral in ’t begin. Echte computertalen leren. Er ging een wereld aan logica voor me open. Fortran, Cobol, Pascal, elke taal z’n eigen gebied, sfeer… De één wiskundig, de ander grafisch, een ander talig, en nog dieper: Assembler. Da’s één op één. Elke stap die je zet stapt die computer met je mee…, geen stapje meer! Je schuift met systeemregisters, bits, bytes, adresregisters en dataregisters. Best leuk. Geheugen was nog schaars en duur.

Dat dwong me soms tot overtreding van esthetische normen. Dat je even een stukje geheugen verkracht, omdat je weet dat ‘t op dat moment toch maar staat te muurbloemen, Fraai is anders… Maar dat ging allemaal prima bij ’t blowen dat werk. Marihuana tast je gevoel voor logica niet aan. Wel je gevoel, maar niet je gevoel voor logica. 1 + 2 = 3, al sta je stijf van de joints. Met alcohol is dat wat anders. 1 +2 = ’t zal wel.

Da’s alcohol. Dus zuipen deed ik alleen ’s avonds, na ’t werk. Als ik me weer ’n tree omlaag werkte… Ik heb toen nog ‘ns een redding verricht op het werk, een blunder van een fout ontdekt die het hele bedrijf lam legde! Ik studeerde toen al rechten ‘s avonds. Had inmiddels met de hakken over de sloot dan toch dat kutvwo-diploma binnen. Ik was inmiddels zevenentwintig. Toen waren ze heel erg blij met me. Gelukkig was die niet van mij die fout, maar van die systeemanalist. Hij had nu een enormiteit begaan! Maar dat wisten we niet direct. Geen idee wat er mis ging. Het enige dat we wisten was dat de hele boel totaal in de soep liep. Alles liep vast. Vijftig terminals en de monitor van de supervisor. Muurvast! Allemaal! Je kon nog wel herstarten, het totale gebouw plat leggen en snel opnieuw beginnen. Was in ’n kwartiertje gepiept. Maar dan liep het vroeg of laat weer vast en nota bene midden in de parel van ons nieuwe systeem: een computergestuurde vragenlijst voor 50 telefonische enquêteurs, studentjes eigenlijk, met dus die supervisor die alles op z’n eigen terminal kon zien. Die precies kon zien wat die kloothommels intypten en kon horen wat ze zeiden tegen de geïnterviewde thuis en ze dus mooi op lijntrekken kon betrappen. Dat ze eerder met die kutvragen klaar waren als ze valse antwoorden invoerden. Die studentjes waren best uitgenast… Maar nu kon niemand meer iets… Alles liep immers in de soep ineens. En er waren contracten. Met hele grote fabrikanten. Er brak paniek uit boven. De directeur kwam ons persoonlijk de huid volkafferen. En niet zo zuinig ook. Alles moest aan de kant en al zouden we godverdomme de hele klotennacht moeten doorwerken, dat enquêtesysteem moest weer snel gaan draaien.

Noud, ‘t hoofd systeem stond d’r wat beteuterd bij. Begreep er niets van. Inmiddels is ’t elf uur ’s avonds. Nog geen druppel wijn gehad. Ik kreeg al ontwenningsverschijnselen. Ik heb al duizenden computerregels doorgeworsteld. Het danst voor m’n ogen. Zie alles nog dubbel…, maar… stuit ik op een blunder van jewelste! Niet van mezelf gelukkig, met m’n geblow altijd. En blij dat ik niet nog ‘ns uren verder hoefde te spitten naar die kut fout. Een hele opluchting voor iedereen. Alles deed het weer. Die supervisor kon iedereen weer volautomatisch op z’n vingers kijken… De opinie werd weer onderzocht, geschoond en schoon uitgekotst, op tabellen met precies 100%.

Maar na verloop van tijd was het nieuwe van m’n werk er af, en kwam weer een nieuwe generatie computers, pc’s die al m’n kennis van Assembler overbodig maakte. Op de schroothoop van de geschiedenis ermee. Je doet er niets aan… Het had m’n hart niet meer. Zelfs stoned kon ’t me niet meer boeien. D’r kwam iemand bij, die was nog veel slimmer dan ik, die zette ons hele systeem even op een lullig pc-tje. Waar we al die jaren op zo’n mainframe, zo’n kolos, in ’n speciaal gekoelde en stofvrije ruimte, op hadden zitten ploeteren. Had ie in een handomdraai bij elkaar geprogrammeerd, die nieuwe collega… Daar kon ik nooit tegen op. Dat zag ik wel. Al zat ik stijf van de shit te programmeren. Geef mijn computerportie maar aan Fikkie! Ik was al aan de rechten. Rechten: dan zie je nog ‘ns iemand, heb je nog ‘ns met iemand te maken, in plaats van alleen maar een computerscherm als je dagelijks gezelschap… D’r was geen hond om mee te lachen op m’n werk. En daarbuiten niemand die een bal snapt van wat ik deed. En ik zelf trouwens ook niet meer. Wat deed ik eigenlijk? Waar deed ik ’t eigenlijk voor? Voor Philips? Voor Sony? Who cares? Ik wou met echte mensen werken, mensen met emotie, mensen die huilen en lachen en vechten en dansen, en blowen en zuipen, en niet alleen maar wandelende algoritmes zijn, wandelende computercircuits… Rechten dus.

M’n vrouw studeerde ’t ook al. Met rechten kon je alle kanten op, vond ze. Je hoefde er geen Einstein voor te zijn, zesjes zijn genoeg…, en je kan er later goed geld mee verdienen… Geld was belangrijk voor Miep. Ze gaf ’t ook met bakken uit. Aan allerlei troep, kleding, tijdschriften, muziek, noem maar op. D’r was nooit genoeg van. Ze ragde alles af. Kopen we toch ’n nieuwe! Maar ze wist precies hoe ze met zoveel mogelijk lol en met zo weinig mogelijk inspanning, met de hakken over de sloot haar tentamens moest halen.

Ondertussen lachte ze iedereen uit. Loog ook alles stijf aan elkaar. Had ze de lachers op haar hand. Ze vonden haar wel stoer die studentjes. Ze vulde elke ruimte met haar lolbroekerij. Ze loog dan ook of het gedrukt stond. Maar dat maakte niets uit. Integendeel. Als ze maar een leuk verhaal had… Ze hing vooral graag rond bij de notariële gasten. Daar kon je pas mee lachen…! Ze had al een geuzennaam: kut. Hé kut! Lachen… Daar zaten niet van die socialisten. Lekker rechtse humor. Was ze goed in… Maar ze had me dus wel ‘ns een keer meegenomen naar een college van een professor die heel aardige vragen kon stellen en de zaal meenam naar heel interessante aspecten van de verbintenis uit overeenkomst. Samenval van normatieve rechtsmomenten.

Wat een hocus pocus, wat een wereld werd me geopenbaard! En ook nog logische structuur! Dat zag ik direct. Het schuift allemaal in mekaar, net als een programmaatje, maar dan met open einden, met redelijkheid, met billijkheid… En uiteindelijk stuit je op moraal. Overal heerst erst das Fressen und dan die Moral. Maar in het recht…, het lijkt wel een kerk!

In het recht draait ’t om redelijkheid en billijkheid. Niet altijd natuurlijk… Het moet niet te gek worden. We moeten niet te redelijk worden! Er zijn grenzen. Maar toch een hoop moraal daar in de diepte. Het moet wel onderbouwd worden, maar dan krijg je ook wat. Je krijgt een vorderingsrecht. Toe maar! Een ander moet jou poen betalen en hij doet het niet. Daar draait ’t allemaal om. Mag dat? Mag je gewoon zeggen: zoek ’t maar uit met je vordering? Er is zoiets als maatschappelijke betamelijkheid: de ondergrens van wat we nog kunnen pruimen van elkaar. Wat je belooft moet je doen! Daar denken ze over vrijwel de hele wereld hetzelfde over, is overal heilig verklaard maar niemand die het ook doet. Iedereen belazert elkaar. Hier gaat Tante Themis eens goed rechtop voor staan. Alias “Vrouwe Justitia”. Bovenop d’r sokkel. Borst vooruit. Wat je belooft moet je doen en als je dat niet doet, gaat ’t je straks het dubbele kosten aan advocaten en de rechtbank. En anders verklaren we je failliet, zodat we je jaren door ’t stof laten kruipen, dat je net niet genoeg krijgt om juist van rond te komen, net teveel om van te creperen…

Als dat geen fijne moraal is. Oog om oog. En wie komen er mee weg? De zakenlui natuurlijk. De mensen met poen. Die kopen een rechtspersoon. Een besloten vennootschap. Een on-rechtspersoon eigenlijk. Dat is een veel betere naam. Want zo’n rechtspersoon koop je voor het onrecht. Die laat je met al je beloftes fijn failliet verklaren, zodat iedereen naar z’n centen kan fluiten, en je koopt weer een nieuwe lege on-rechtspersoon, waar je je poen dus heerlijk mee kan veilig stellen, achter een rookgordijn, achter een lege huls… Afijn, ik dwaal af… Hij sprak me wel aan die prof. Nog zo een: blijf met je poten van andermans spullen. Het staat er. Netjes natuurlijk. Je mag geen inbreuk maken op andermans subjectieve rechten. Ja, ja. Ik lepel dat zo op. Een fundamenteel rechtsbeginsel, of een uitzondering natuurlijk. Het moet wel een beetje in evenwicht blijven… Eigendom is best mooi. Dan onderhouden ze de boel een beetje. Anders stort de hele zaak in elkaar. Kijk maar naar de communisten.

Dus ik wou advocaat worden… Ze wilden me nog onderdirecteur maken op m’n werk. Ik had immers rechten gestudeerd. Ik had ineens een titel. Ik was toen eenendertig. Een echte bul. Hadden ze nog nooit meegemaakt. Zo maar, in m’n eigen tijd, in vijf jaar studeren, naast m’n programmeerwerk, naast m’n grappende vrouw, al die avondjes uit, Dansen bij Jansen, Roxy…, tot diep in de nacht, ondanks al dat gezuip en geblow was ik toch maar even Meester in de Rechten geworden. Met hoofdletters. Zonder m’n baas om een bijdrage te vragen. Hij kreeg er vochtige ogen van. Voelde zich ineens vaderlijk. Dus wou ik niet ook onderdirecteur worden. Was hij ook! Hij was de manager van de stereo-penetratie. En nou wou ie me dus zijns gelijke maken. Wat ik dan zou doen als onderdeur. Wist ie niet. Zei iets vaags. Managementtaal. Holle kletskoek. Gebakken lucht verplaatsen zeker. Ik sloeg ’t gelijk af. Ik ging advocaat worden. En bakken geld verdienen, maar dat zei ik er meer liever niet bij… Hij wenste me veel succes.

Toen heb ik dus die tachtig kantoren aangeschreven. Niemand wou me hebben. Ze vonden me allemaal een enorm risico voor hun kantoor! Geen korpsbal, geen hockey, geen studentenleven, wat moet je met zo’n rare snuiter…! Een groot kantoor hield me vier ronden aan ’t lijntje. In de vijfde ronde maakten ze gehakt van m’n scriptie. Dat vond die partner van dat megakantoor wel leuk. Mij even fileren. Ik begon weer eens te stotteren… Nou, dat werkte als een rode lap op een stier. Nu ging ie er eens goed voor zitten! Wat was dat voor kletskoek wat ik had opgeschreven. Daar klopte toch niets van! Had ik dan niet van de processuele functie van het bezit als volkomen titel gehoord? Het constitutum possessorium in fudiciaire verhoudingen! De hoeksteen van onze kapitalistische maatschappij! Dat ze eerder dan een ander met hun tengels de failliete boedel mogen leegtrekken. De leveranciers dus, als ze een eigendomsvoorbehoud hadden. Daar ging ’t om. Ging ik soms even de hele jurisprudentie van de afgelopen honderd jaar met de vuilnisman meegeven? Was ik soms een communist? Hij lachte me uit. Hij genoot ervan. Kom maar ‘ns in de advocatuur. Ga dat maar ‘ns proberen… Je moet een gesloten bastion veroveren. Je vader is geen advocaat. Je oom is geen advocaat. Je achterneef is geen advocaat. Allemaal uitschot. En dan wil jij tussen onze poen? Honorarium toucheren? Ik kon opsodemieteren. Mijn soort pruimden ze niet! Ondanks m’n mooie cijfers, M’n achten en m’n negens. Nee, dat maakte me juist verdacht! Dat was linke soep voor ze. Ze hadden liever jongens met zesjes. Dat had m’n vrouw wel goed gezien.

Dat niemand op zo’n snuggere linkse kwal zit te wachten, en al helemaal niet als ie geen hockey speelt. Of dan waterpolo. Waarbij ze je onder water hard in je zak knijpen. Sportief heet dat… Kon ik hun cliënten wel stiekem in hun zak knijpen? Daar ging ’t ze om. Niet m’n intelligentie maar mijn dievenmentaliteit, dat vonden ze veel interessanter… Wist ik veel! Ik was nog totaal onnozel. Ik dacht nog steeds dat de meesten diep van binnen wel zo’n beetje op mij zou lijken: dat je anderen niet belazert en zo. Dat je het recht dient! Ha, ha… Maar dan was ’t ook geen wonder dat ik bij de grootste smeerlap van allemaal terecht kwam. Bij die Carandes dus. Die in het WTC achter die pilaar stond te koekeloeren. Die mij de beginselen van de kunst van het legaal graaien bijbracht. Onzin uren schrijven: studie literatuur, intern overleg, jurisprudentieonderzoek, hij schudde dat zo uit z’n mouw. Zonder met z’n ogen te knipperen. Had ie alleen maar het dossier lopen zoeken. Tussen alle rommel op z’n vloer. Tussen de stapels kris en kras door elkaar liggende dossiers. Was ie een half uurtje mee zoet geweest. Schreef ie dus twee uur voor: “Recherche”. Hij moest er zelf hard om lachen… vond ’t wel een leuke vondst… Die Carandes was al zover heen, die had helemaal geen geweten meer. Daar zat gewoon een leeg gat. Of liever ‘n gaatje. D’r was gewoon niets meer van over. Maar daar zat ie niet mee. Die had immers geen geweten nodig in z’n vak, daar had ie alleen maar last van gehad… Je geweten maakt je sprakeloos. Maar zet het masker van Hermes op, van de gladde advocaat en je stem klinkt als muziek in de oren van je cliënten…

Hoofdstuk 3: Stotteren.

Ik stotterde dus nogal. Niet echt handig als je advocaat wil worden. ’t Was een overblijfsel uit m’n leuke jeugd, cadeautje van m’n liefhebbende Apostolische pleegouders. Hun kleinzielige regeltjes en onderling getreiter hadden me totaal geblokkeerd. En die alternatieve geneeskracht van m’n tweede pleegmoeder zette ook weinig zoden aan de dijk voor me. Ze had me dan wel rustiger leren ademhalen maar bezorgde me kippenvel met haar idee-fixe dat ik homo was en haar morele afkeuring als ik met een vrouw van bijna haar leeftijd had gevreeën. En haar dominantie had me ook weinig geholpen. Die dominantie was maar oppervlakte. D’r zat een klein muisje onder. Volledig miskend door haar ouders. Idolaat van iedereen die met een nieuwe alternatieve geneeswijze bij haar langs kwam. Daar moest ik dan ook aan geloven. Op straffe van ellenlange monologen. Ik kreeg er nooit een zin tussen bij haar. Van de weeromstuit kon ik geen zin meer vloeiend uitspreken… Op ’t hoogtepunt, toen ik zestien, zeventien was, struikelde ik over de lulligste woordjes, lucifers bijvoorbeeld…, dat werden dan lululucicifers. Zo erg was ’t niet meer toen ik solliciteerde voor ’n plekje onder de zon, toen ik beroepspleiter wilde word Maar dat het er nou lekker gebekt uitkwam bij me… nou nee. Vooral als ik ’t een beetje wou verpakken. Had ik immers van m’n vrouw Miep opgestoken.

Dat je het een beetje moet opleuken, je verhaal ’n beetje pimpen, zodat ze gaan lachen, zodat ze je een joviale peer vinden, dat je d‘r bij hoort. Maar dat kon ik dus niet… Ik was veel te eerlijk. Toen nog wel. En nog erger toen ik jonger was. Voor ik die titel had… Van de gedachte dat ze alleen al zouden ruiken dat ik maar een potje zat te jokken, dat ik maar een gore leugenaar was die de boel besodemieterde, alleen die gedachte al bracht me het schaamrood op de kaken, liet me over m’n eerste zinnen struikelen. Nog erger als ik ad rem kon zijn, als ik ’n gevatte reactie kon geven. Dat leek dan nergens op. Tegen de tijd dat ik de eerste drie woorden had uitgesproken, de clou al onder ‘n hoop gehakkel had begraven, het vierde woord nog achter in m’n keel stak, kwam d’r wel iemand tussen met een flauwe opmerking. M’n vrouw net zo goed. D’r corpsvriendjes.

Alles beter dan dat gepruts van mij. Of ze gaan je aanvullen, willen je helpen… Ze worden d’r zelf nerveus van, willen d’r niets mee te maken hebben met dat zenuwengedoe. Lullen d’r snel overheen. Dus dan hou je je bek maar weer. Lach je ’n beetje mee met die flauwe opmerking, laat je die snuggerheid waarmee je jezelf zo lekker in de groep wou gooien maar schieten. Wie stottert hoort gewoon z’n bek te houden! Zo is ’t toch? Stotteraars zijn onsportief. ’t Is heel onsportief om niet ‘ns gevat uit de hoek te komen. Gewoon ’n kolerestreek om zo je gebrek over ’n ander uit te kotsen. Ik vond mezelf dus flink egocentrisch met dat gestotter. Schaamde me diep. Dat stotteren was eigenlijk ’n vuile, geniepige, onderhuidse aanval op die goedgebekte studentjes, waar ik me eigenlijk te goed voor voelde, omdat ik veel slimmer was, veel meer tekst had dan dat lollige geneuzel van ze…, hun ge-lanterfanter met pappies poen niet kon uitstaan. ’t Was geen eerlijkheid wat me deed stotteren. ’t Was hoogmoed! Zo zette ik mezelf een flinke tijd klem.

Maar ik leerde ’t los te laten.

Gaandeweg tijdens m’n studie. Deed er gewoon niet meer aan mee. Ik liet Miep lekker d’r gang gaan met die toffe knullen, de studentjes op de Ouwemanhuispoort. Ik hoefde d’r niet meer bij te horen. Deed gewoon m’n werk, m’n studie, het huishouden, boende rustig haar ondergoed uit, en maakte me steeds minder druk over hoe lekker ’t d’r uitkwam als ik wat te melden had. Ik had ook steeds minder te melden… Je voelt je ook ’n stuk minder eenzaam als je d’r niet meer bij hoeft te horen. En je hoeft je ook minder te schamen voor je eigen opleukertjes als je d’r niet meer aan meedoet. Tegen de tijd dat ik die meestertitel haalde was het ergste wel over. Ik kon redelijk normaal een zin uitspreken, vooral als ik tijdig aan dat masker dacht. Het masker van de succesvolle advocaat, van Hermes, de god van de witteboordencrimineel. Maar zo makkelijk ging me de corruptie toch niet af. Ik moest die rol zien te spelen zonder echt over de scheef te gaan. Een schaap in wolfs kleren zogezegd. Ik had m’n arm al eens ergens veel te diep ingestoken om m’n talenten aan de zwijnen te geven, om onnozele wolven in schaapskleren om te tuin te leiden, om poen op te strijken voor een naaistreek… Maar anderzijds: wat zou ik mijn cliënten dan beoordelen! Wou ik nou alleen voor de nonnetjes optreden? Daar kreeg ik geen omzet mee… Ik had geen keuze: zolang die cliënt maar bezwoer dat z’n kutverhaal klopte, moest ik daar volgens de ereregelen van de advocatuur in geloven en voor strijden. Al rook ik alle stront met m’n eigen neus, moest ik dat kletsverhaal de handen en voeten van een heilige geven. Ach, wat maak ik me ook druk om niets! Al is de leugen nog zo snel… Dan moest ie maar beter leren liegen! Voor de meesten is dat toch lastig hoor om tegenoverstaand van de rechter je lulverhaal vol te houden. Meestal blijkt toch bij wat doorvragen dat ze te snel een zijpaadje hebben genomen, net iets te krap door de bocht zijn gerend of anders laat hun geheugen hen plots wat in de steek, draaien er ze te opzichtig om heen…

Dus had ik een eerlijk verhaal toen ik voor ’n plek in de balie ging in 1988. Ik bleef sollicitatiebrieven zenden, maar ving voortdurend bot. Met die eerlijkheid van mij bereikte ik natuurlijk niets. Zaten ze daar helemaal niet op te wachten die advocaten. Ik had geen netwerk, geen relaties met poen, ik was geen klantentrekker, was eigenlijk al te oud voor stagiaire, voor feut. Te oud om lekker af te bekken, tassen te laten zeulen. En dan was ik ook nog eens eerlijk! Was totaal de bedoeling niet. Kom daar maar eens tussen… M’n vrouw Miep adviseerde me om m’n verhaal om te gooien. Er wat smeuïgs bij te doen, ’n leuke mop d’r tussendoor. Of zeg gewoon dat je vader notaris was. Altijd goed! Wie controleert dat? Maar dat lukte me niet. Zodra ik jokte ging ’t weer mis. Begon ik weer net zo te stotteren als voorheen. Ik had genoeg inlevingsvermogen om te beseffen dat stotteren voor een advocaat geen aanbeveling vormt. Dat ik dus iets moest doen aan m’n zelfingebeelde nachtmerrie waarin iets verschrikkelijks met je gebeurt nadat je gejokt hebt… Ik gaf ’t al bijna op. Zag mezelf al weer met hangende pootjes naar die onderdeur toe, vragen of die positie nog open stond, dat ik bij nader inzien m’n meesterschap toch veel liever aan die stereoboer van ‘m wou verhuren. Dat die toga maar fantasie was geweest.

Dat zou die hopelijk toch wel begrijpen… Maar ik doe d’r in de pauzes van het programmeren nog wat brieven uit, naar steeds kleinere kantoortjes, en als ik nergens meer in geloof, als m’n leven een grote grijze mist is geworden van de neerbuigende of nietszeggende afwijzingen en flessen wijn om ze het hoofd te bieden, en computercode die m’n neus uitkomt, en m’n vrouw die aan m’n kop zeurt dat ik veel te eerlijk ben, en ik nog maar eens ’n joint opsteek om d’r niet meer te hoeven aanhoren… komt daar die uitnodiging van Carandes, tien hoog uit ’t WTC. En heb ik beet! Midden in m’n wanhoop. Want ik geloofde d’r al niet meer in. Wist zeker dat ’t niets zou worden. Dus ik was totaal relaxed in dat kennismakingsgesprek. Hij vroeg ook haast niets. Alleen maar wat ik wou verdienen. Maakte me niet uit. Het minimum stagiaireloon was me prima. Ik ging er wel heel fors op achteruit maar ik wist wat ik het tweede en derde jaar van de advocatenorde zou moeten verdienen. Dat waren leuke traptreetjes op de ladder. Dat ik al wat ouder was vond ie wel een pre. Gaf ik z’n cliënten de indruk dat ik al jaren bezig was. Laat ze maar in die waan. We waren d’r in één keer uit. Zes weken later stond ie zich dus te verstoppen achter die pilaar… Het ging grotendeels vanzelf. Ik hoefde er niets voor te doen, merkte ‘t amper… De woorden stroomden vloeiend uit m’n mond. Als muziek. Rustige basstem, zeker, ontspannen.. kabbelden de adviezen en pleidooien uit m’n mond. Ter zitting, in een gesprek of in m’n cassettebandje om uit te typen. Net zo makkelijk! Ik had alleen maar dat masker van Hermes opgezet. De rest ging vanzelf.

Alsof een wonder was geschied. Alsof een engel op me was neergedaald… de engel van het kapitaal… Pas als je beseft dat iedereen overal een masker op heeft, zet je d’r gauw zelf een op. Je zoekt er eentje uit die je bevalt. Het is toch allemaal theater. Schone schijn. Gespeelde verontwaardiging. Is een hele leuke rol trouwens. Kan je echt mee schitteren…! Persona. Zo noemden de oude Grieken hun theatermaskers waar <<doorheen klinkend = per sonore >> de acteurs hun rol gestalte gaven… Iedereen speelt een rol, omdat iedereen bezoek van de engel van het kapitaal heeft gekregen of graag wil oproepen. Geen regendans maar een gelddansje. Zakdoekje leggen, nemand zeggen. Hermes dus. Daalt dan op je neer. Aangenaam kennis te maken. Die rol geeft je vleugels… We willen allemaal geld! Graag meer dan minder. Als je bewust een rol speelt, en je zet dat masker van Hermes op, trapt iedereen d’r in, inclusief jij zelf. Als jij speelt dat je honderd procent zeker weet dat we die klootzak van ’n tegenpartij aan de hoogste boom opknopen, rollen de woorden als muziek je mond uit. Je voert een stuk op. Applaus, in de vorm van een voorschot. Cliënt blij. Kantoor blij. Iedereen blij… Als ik een enkele maal per ongeluk vergat om tijdig dat masker op te zetten, begon ik prompt weer te hakkelen. Beval ik een kokkokkortgegeding aan. Kut! Vergeten. Daar trapten ze niet in. In m’n eigen smoelwerk, in m’n eerlijkheid. Hoe eerlijker ik was, hoe minder ik omzet draaide. Hoe meer ik stroop smeerde, blufte, des te beter draaide de winkel. Ga daar maar ‘ns tegen in…! Je mag dus kiezen tussen stotterend aan je baas uitleggen waarom je geen betere omzet heb gedraaid en met ’n getapte mop je lekkere honorarium op z’n bureau leggen. Met dat masker dus. Die van het kapitaal. Hermes, die zich verhult in dienstvaardigheid, in kwaliteitsnormen en in hoge beroepsethiek, maar daaronder bevindt zich dus een wolf in schaapskleren. Hij brengt je ziel zo naar de onderwereld, onze patroon van de dieven, onze doder van Argos, met geruststellende leugentjes nota bene… En de onnozele cliënt trapt er met open ogen in. Wil wat graag betalen als ie naar de mond wordt gekletst, dat we die wederpartij van ‘m wel eens mores zullen leren! Dan betaalt ie wat graag! En dan wijzen we ‘m alleen schriftelijk op de risico ’s want dat leest ie niet. En als ie ’t wel leest en moeilijke vragen gaat stellen, lullen we ‘m weer binnen met de dooddoener dat we toch nooit honderd procent kunnen instaan voor ons advies, dat toch geen zinnig mens van z’n advocaat verwacht dat ie z’n eigen arm in het vuur steekt, dat ie garandeert dat nou juist deze ene rechter het ook goed ziet, dat ie d’r toch ook niet op rekenen kan nou juist een eerlijke rechter te treffen… natuurlijk, hij begrijpt het. En zo onnozel is ie zelf trouwens niet die cliënt. Ze geven altijd een mooie draai aan hun verhaal. Ze spelen er zelf altijd de fraaiste rol in. Onschuldige lammetjes. Stuk voor stuk. Die cliënten zijn zelf ook allemaal wolf in schaapskleren. Zitten achter hun eigen masker van Hermes te miespellen, die engeltjes…

Vandaag, als ik dit schrijf, in NRC Handelsblad, lees ik zo maar een opinie van mevrouw  Rosanne Hertzberger: “Iedereen doet onafgebroken zaken met de grootste schurken van de wereld. En niemand maakt zich daar echt druk om” want erst das Fressen… en als toetje de mensenrechten … “in verre landen””. Hoezo verre landen? Hier, in ons land, ons eigen fijne landje, doet toch ook iedereen onafgebroken mee!? Toch? We zijn toch geen haar beter? De krant van gisteren: boekje open van drie meiden op hoge hakken over de Zuid-as. Advocatendames die huilend uit de grote corporate lawfirms klappen: dat ze geen piemel hebben! Dat ze daarom niet geloofwaardig hun rol in het “bizarre toneelspel” van zakenmannetjes kunnen meespelen. Kletskoek! Dat theater is overal! Dat is er altijd al geweest en wordt alleen maar erger de laatste tijd. Sinds de poen niet meer stiekem maar openlijk de dienst uitmaakt. Wanneer dat precies begon is lastig je vinger op te leggen. Zo rond de tijd dat ik bij die Carandes kwam. Eind jaren ’80. Links en rechts had je fusies. Megakantoren, waar niemand meer greep op had, waar niemand elkaar nog bij de voornaam kent en niemand een ander nog vertrouwt. Bij accountants, bij banken en verzekeraars, bij woningcorporaties, bij middelbare scholen…, en bij advocaten. Hoe groter hoe beter. Iedereen deed mee. Je was gek als je achter bleef. Opvreten of opgevreten worden! De poen deed z’n triomfantelijke intrede. ’t Neoliberalisme. Of liever: ’t piramidespel: wie het eerst graait heeft de meeste poen. En alles op de pof natuurlijk. Ze vraten mekaar op met de poen van ’n ander. Maar dat heeft z’n prijs natuurlijk. Die poen moet wel weer worden terugbetaald. Met rente. Dus die poen gaat alles bepalen. Alles! Al die megakantoren, megacorporaties, megascholen, worden dus steeds meer op hun output afgerekend. En iedere sukkel die d’r in werkt wordt op z’n output afgerekend. Shareholdersvalue. Stakeholdersvalue. Alles één grote markt. Alles toegevoegde waarde. En dat is maar doorgewoekerd. Zelfs tot aan de kleuterschool toe. Al ben je kleuterjuf, word je nog afgerekend op je output! Geen gekheid. Ik google “output” en “kleuterjuf “en ja hoor: “Kinderen zijn gereduceerd tot vaatjes, waarin ik dagelijks van bovenaf opgelegde informatie moet stoppen en daarnaast dien ik onmiddellijk de korte termijnresultaten te registreren… Alles draait om snelle winst, opbrengst gericht werken”, door middel van “cabareteske plannen op het gebied van passend onderwijs en zorg op maat…” Dus de kleuterjuffen moeten ook al meedoen met het theater! Moeten hun kleutertjes verneuken. Vanwege de poen, de omzet. Dat die kleuterschool lekker scoort! We moeten allemaal de boer op, ook de kleuters…! Wat zal ik dan blijven stotteren! Wat zal ik dan ’n schoon geweten blijven houden…
Als ze zelfs die kleutertjes belazeren, gewoon hun verf en klei afpakken en ze voorschoolse educatie door hun strotjes douwen, zodat die kleuterschool d’r goed op staat, zodat die school geen “negatieve toegevoegde waarde” krijgt opgeplakt… terwijl “voor iedereen onduidelijk is of en in welke mate de niet gemeten kerndoelen worden bereikt”. Meten is dus vooral vervormen, verkrachten… Alle juffen gaan de targets achterna. Die kinderjuf die ik googelde, die stopte ermee. Die had er de buik helemaal vol van! Die werd gewoon misselijk van zichzelf, zoals ze die kleuters moest misbruiken voor een leuke score… Wat zal ik me dan opwinden over die ontbrekende piemels aan de Zuid-as? Over de leugens van mijn cliënten?

Over m’n eerlijkheid als advocaat? Als de kleutertjes al genaaid worden… oms breekt er een klein stemmetje door. Een kleine hakkel in een woordje, k-kortgeding. Wie riep daar? Dat stond niet in m’n script, dat hakkeltje… Iemand, iets wil me iets vertellen. Dat ’t een zwart gat is waar ik instap. Dat als je eenmaal gaat, dat je dan echt niet meer terug komt… Dat je misschien dan toch maar beter wat kan hakkelen en eerlijk zijn, dan dat gat in, en gaan zitten schmieren en jokken. En daar dan dus mee door moet gaan. Nooit meer terug kunnen naar de eenvoud en de schoonheid van het eerlijke advies: draait u zich toch om; laat het liggen! Ga verder met uw leven. ’t Wordt alleen maar erger… Dat je die geile omzet toch maar liever laat liggen. Dat je dan maar de enige sukkel bent die dat doet, maar dat ’t dan toch ergens in het uitgestrekte universum, in een heel piepklein hoekje dan toch een beetje deugt…, dat het ergens heus wel deugt, dat er naast die honderdduizenden Hermes-opvoeringen toch ook een klein plekje voor Tante Themis mag zijn, Vrouwe Justitia, die mevrouw die nota bene de selectie bij de poort staat te maken, heus, alle macht over uw ziel!
Mevrouw Justitia loopt gerust de onderwereld in en uit. Ze is dan ook een generatie ouder dan Hermes… Maar wier “goddelijke stem die de mensheid onderwees in de fundamentele wetten van Gerechtigheid en zedenleer” zo weinig inwerking lijkt te hebben… t-Tante t-Themis. Ik stamel uw naam. Uw koninkrijk kome! Dat u toch ook onder de levenden moge verschijnen… Al is ’t eerst wat schuchter. ’n Beetje beschroomd. ’n Beetje naakt, want ze heeft geen masker. Dat moest ze juist afdoen. Ze heeft een blinddoek, da’s heel wat anders. Da’s niet om indruk te wekken, da’s om geen indruk te krijgen! Ze is blind voor elk oppervlakkig vooroordeel. Ze wil niet weten hoeveel poen je hebt. Of je pauper bent of welgesteld. Om zuiver de argumenten te wegen en om het zwaard van orde voor goddelijk recht te hanteren. Dus niet voor de poen. Niet voor de gunst van de aandeelhouders. Niet voor de omzet van haar kantoor.
Wanneer brak die gedachte eindelijk eens duidelijk bij me door? Hoe ver was ik toen al heen? Hoe veel kleutertjes had ik al misbruikt? Dacht ik redelijk hoog op de ladder te zitten, maar bevond me diep in ’n donkere put. Ik zat toen al ’n tijdje in het stadje P. Ik was toch wel zo’n zes, zeven jaar bezig als advocaat, toen ik wel gedwongen werd om na te denken, om naar dat stemmetje te luisteren… Het stadje P. Vlakbij. Half gevuld met Amsterdammers en half met boeren en koeien en schapen. In ´t centrum, in ´n winkelstraat, stond ons kantoor. Jan, ooit voor zichzelf daar begonnen, was zelf ook ´n beetje een kruising tussen ´n lijpe Amsterdammer en een boerenvarken. Daar moest ie zelf smakelijk om lachen.
Hij was dat gat al jaren geleden ingedoken! Als iemand ´m tegen kwam in de kroeg, even ’n lolletje met ‘m tapte boven ’n biertje, kreeg die gast de volgende week prompt een rekening thuis. Voor advies.
Gemitigeerd! Sommigen trapten d´r in. Jan met z´n sigaar en z´n wijntje… ’n beetje de bon vivant uithangen, stroop smeren en aanklooien. A tweehonderdvijftig gulden per uur. En Arnoud! Z´n jonge partner. Was die even op stoom! Daar sloegen de vonken van af. Die deed alles op standje maximaal. Die gooide zoveel overtuiging in z´n verhaal; die keek je zo doordringend aan; die had zoveel gladde praatjes paraat… daar kon niemand tegen op. Die zou ons kleine kutkantoor ‘ns even smoel geven. Corporate Lawyers zouden we worden. Daar zat de poen!

Wat nou lullige echtscheidingen. Ontslagzaken. Allemaal kruimelwerk. Nee, dan ’t bedrijfsleven. Maar daar moest je dus groter voor zijn. Soort zoekt soort, nietwaar? Iedereen groeit, fuseert, vreet ’n ander op of wordt zelf opgeslokt. Dus we moesten flink uitbreiden. Andere kantoren opkopen. Advocaten wegkopen. Stagiaires d’r bij. Elke advocaat schept z’n eigen vraag, vond Arnoud. Maar wel weer op de pof natuurlijk! ‘n Puur piramidespel dus. En samen met drie andere advocaten werd ik gevraagd hun partner te worden! … (slik). Het ging me niet eens om dat miljoen dat ze vroegen. Dat miljoen dat ik ergens moest lenen en waarvoor ik ’n miljoen van die onbetaald gebleven onzinrekeningen van Jan zou terugkrijgen, want zo naaiden ze elkaar die partners, met opgeblazen nepomzet, soit, tot daar aan toe… en dus ook een graai uit de gezamenlijk pot, voor mij. Van al die corporate adviezen van Arnoud zou ik ook ’n graantje gaan meepikken. Een steeds grotere graai uit een steeds grotere pot, zo zou ’t gaan… Maar ik zou dat gat in moeten, ’t masker dus weer opzetten. Dat ijle stemmetje van gerechtigheid de bek snoeren met alcohol. Met blowen. Met grove grappen. Met hé ouwe pik! Als ze weer eens een cliënt goed genaaid hadden, lekker hadden uitgekleed, kwam even de rituele dans van de alfa mannetjes: een gore bak cynisme d’r overheen, graag zo smerig mogelijk… Ging ik daar aan meedoen? Klom ik hoog die ladder op naar de wolken van goud? Die boven in ‘n gierput eindigt…? Ik kon tante Themis niet langer ontlopen. Ze stond bij de poort naar de onderwerled. Ze had m’n ziel al bijna vast. Ging ik mee? Of terug? Kom dan…? Of had ik de euvele moed om gewoon terug te klauteren? Gewoon vlak boven de grond waar ik nog m’n evenwicht kon bewaren? Zoekt u het maar uit met uw selectie van de doden. Ik heb u bij de levenden nodig, tante… Zoek ’t maar uit Hermessen, met jullie megakantoor, met jullie geleende poen. Ik zeg nee. Dank voor jullie vertrouwen in mij, maar bedankt. Ik stap terug. Ik laat ‘m masker achter. Ik blijf klein. Ik blijf op aarde. Ik blijf gewoon die lullige echtscheidingen en ontslagzaken doen. Ik ga iedereen gewoon eerlijk advies geven… Daar werden ze goed link van. Pislink. Dat ik ze dat miljoen niet gaf. Dat ik er voor paste om aan dat spel mee te doen, om de kluit nog beter te blijven bedonderen. Dat ik geen corporate lawyer wou zijn. Dat ze die nepnota’s van Jan lekker zelf mochten cashen. Dat ze nou net tegen zo’n sukkel waren aangelopen, die ’t spel niet kon meespelen. Ik werd al snel uitgekotst. Mocht alleen nog maar pro deo zaken doen. Zodat m’n omzet zou kelderen. Dat ze me zouden kunnen wippen. Maakte me niet uit. Ik liet het rustig over me heen komen. Ik ging dat gat niet meer in. Ik hoefde niet meer omhoog.

Geef mij maar die echtscheidingen. De traantjes. De natte praktijk. Laat mij dan maar af en toe stotteren zonder dat masker van Hermes. Jaren later kom ik ze nog wel eens tegen, die collega’s die hebben toegehapt. Die partner zijn geworden. Partner van een megakantoor. Zien er niet echt blij uit. Kunnen geen kant meer op. Met handen en voeten aan de poen geklonken, aan de onderlinge lijken in de kast. Opboxen tegen de gladde adviezen van Arnoud, diens altijd doorstormende gebakken lucht. Nog altijd hun eigen vraag aan ’t scheppen. Want die rente van dat geleende miljoen moet wel worden betaald, elke maand weer… en je hypotheek en studerende kinderen… Ik besefte steeds beter dat die advocatenorde met z’n tuchtrecht, met z’n toezicht over de getabberde roofvogels allemaal opgetuigde poppenkast was. Die Dekens hadden gewoon een erebaantje. Die zaten daar enkel voor de bühne. Om klachten van cliënten te kanaliseren. Een beetje pappen en nathouden, een of andere vage schikking die de advocaat zo weinig mogelijk pijn doet voor te stellen. Niemand zit daar voor de eerlijkheid. Dat kost ze teveel tijd, teveel aandacht. Moeten ze die oerverloos larmoyante huilverhalen doorlezen en aanhoren… Dat die cliënt zich genaaid weet door z’n eigen raadsman. What is new? Ze spelen gauw de dominee, onze Dekens, en bemiddelaar. Alle trucken passen ze toe. Als die huilende cliënt er maar geen werk van maakt. Kantoorvisitaties zijn net zo doorgestoken kaart. Kondigen ze van te voren aan. Dat je snel de grootste vuiligheid onder het tapijt kan vegen voor ze langskomen. De Raad van Discipline dan. Zeven advocaten spelen dan rechtbankje. Eentje is ook rechter-plaatvervanger. Stellen hele strenge vragen maar geven meestal enkel een waarschuwing. Voor een berisping moet je heel wat doen hoor! Dan heb je echt veel te opzichtig gegraaid of veel te opzichtig geen fluit voor je honorariu uitgevoerd. Had je maar wat standaardbriefjes moeten sturen, eigen schuld, had je maar de etalage op orde moeten hebben.

Maar wat doet zo’n berisping helemaal? Wie heeft daar last van? Wie ziet dat? En wat heeft de cliënt er aan? Die kan alsnog met een ander advocaat z’n honorarium van jou terugvorderen. Laat ‘m dat maar proberen. Wie klaagt er nou een advocaat aan. De dommen en de waaghalzen. Wat eigenlijk hetzelfde is. Je stapt wel in een uiterst wankel avontuur als je een advocaat dagvaardt. Rechters zijn meestal ook advocaat geweest. Die hebben precies hetzelfde gedaan! Die doen nog steeds hetzelfde. Want die willen ook zo snel en zo goedkoop mogelijk van die kutzaak af. Dat je de boel samen even op de gang schikt, uitpoldert, zodat ie geen vonnis hoeft te schrijven, er niet over hoeft na te denken hoe hij die varkensmest goed in het vat gieten moet, en toch z’n target haalt met een vlotte schikking. Ik kreeg meestal de wind van voren als ik om een vonnis vroeg. Als ik om rechtvaardigheid vroeg. We zijn hier godverdome niet in Amerika, zei die rechter dan. Dat ik zo procesgeil was, zo onsportief om m’n cliënt niet te naaien met een kluitje in het riet, beviel ze niets. Soms kaffert die rechter je eigen cliënt nog eens uit ter zitting. Dat het een gore praatjesmaker is, dat ie niet moet denken dat die rechter ‘m veel poen gaat toewijzen… alles om maar geen vonnis te hoeven wijzen en een schikking eruit te persen. Maar ik stotter dat ik toch heus om een ui-uiuitspraak van de rechtbank moet vragen. Dan ga ik wel in hoger beroep! Toen nog wel. Toen had ik nog enige fiducie in het Gerechtshof Amsterdam. Die zouden me later nog eens heel vies naaien! Toen ik klokkenluider was voor vrije advocaatkeuze, gratis optrad voor negen miljoen verzekerden Voor rechtsbijstand en voor honderden advocatenkantoren, die met die vrije keuze lekkere poen zouden gaan opstrijken, Toen ik dat allemaal onbezoldigd en nauwelijks gezien zou bepleiten, tegen Iedereen in.

Tegen de banken en verzekeraars, tegen de advocatenorde en de ministeries van justitie en financiën in, tegen alle professoren verzekeringsrecht in. Iedereen dekte elkaar af. En dat Hof naaide me. Met een kutuitspraak die nergens op sloeg, zodat de cliënt door moest naar de Hoge Raad en uiteindelijk naar het Europese Hof, terwijl ik ondertussen vanwege die corrupte uitspraak van ons fraaie Hof een klacht aan m’n broek kreeg. Dat ik ze onterecht van een criminele organisatie had beschuldigd. Die banken en verzekeraars. Die probeerden me monddood te maken. Dat ik voortaan m’n bek zou houden. Vandaar die klacht. Dat ze gewoon mochten doorgaan met hun stiekeme wetsontduiking en iedereen een eigen jurist opdringen die totaal onder het werk begraven zat, die lekker kon aan blijven lummelen zonder ooit een tuchtklacht te hoeven vrezen, die je als verzekerde van rechtsbijstand vooral als tegenstander ervoer… Monddood en sprakeloos van zoveel cynisme bij die Raadsheren van het Hof. Maar dat komt allemaal veel later.

Hoofdstuk 4: Purmerend.

De leukste herinneringen heb ik aan m’n rol als curator. Je schreef braaf je uren op. Pro forma. Er werd toch haast nooit uitbetaald. D’r zat zelden nog wat poen in. Al die ondernemertjes zaten tot hun nek in de schulden. Waren net te laat gaan meedoen. Wie als laatste instapt, in dat piramidespel, die is de Sjaak. Wordt opgevreten. Dus tegen de tijd dat de rechtbank mij als curator benoemde hadden ze alles d’r al uit gegraaid. De banken, de aandeelhouders, de leveranciers, de directie, ze hadden allemaal snel de laatste centjes weggegrist. Bleef ’n lege dop over. Dus geen cent voor mij. Allemaal liefdewerk oud papier die afwikkeling. Maar maakte ons niet uit!: goeie band met de rechtbank, heel belangrijk… Straks zit ‘r één tussen, daar halen we nog ’n ton uit, zei Jan. En gelijk zou ie krijgen… Dat komt straks. Maar je kon dus je gang gaan. Je had geen hijgerige cliënt in je nek. Je hoefde niemand teleur te stellen, met ’n kluitje in ’t riet te sturen, je hoefde geen knollen voor citroenen te verkopen. Je hoefde alleen maar alles braaf te noteren en je analyse te maken: dat ‘r niets in zat. Nada! Allemaal opheffertjes. En als je er brood in zag: follow the money. Wie heeft de poen? Wie was er net iets te boerenslim geweest? Wie had net iets te gretig uit de pot gelikt? Leuk procederen. Betalend werk. Op kosten van de boedel met de zegen van de rechter-commissaris…!

Maar d’r lopen dus ook mensen in rond. Vooral die sukkels die waren vergeten om d’r ’n BV-tje van te maken, of ’n vage limited, een on-rechtspersoon. Die dus persoonlijk failliet werden verklaard. Als je dat vergeet komen ze onverwacht voor je neus. Op hoge poten. Ik had deze mislukte ondernemers ‘ns een keer gewaarschuwd dat ze niet teveel moesten opnemen. Met dat pinpasje van me. Alles was van mij nu…. Deden ze toch. Ik de boel laten blokkeren. Dat heb ik geweten! Die kerel pakt m’n bureau en smijt ’t zo met een klap weer op de grond. Een kolossale vent. Dikke nek, dikke armen…Ik scheet in m’n broek. Onder de grofste bedreigingen belde ik stotterend de bank dat ’t een misverstand was. Excuus….Ze hadden gewonnen. Toen ’t geregeld was moesten ze me dat nog wel even onder de neus wrijven. Met loeiende stemmen van verontwaardiging zouden ze een klacht gaan indienen bij de rechtbank, dat ze me aan de schandpaal zouden nagelen, een complete voorstelling kreeg ik, met grootse finale… De rechter-commissaris dekte me. Vond ’t niet zo’n schande dat ik na een gele ook eens de rode kaart trok. Een andere keer kom ik ergens op een industrieterrein. Helemaal niemand. Van buiten al een armzalige zooi. Ik stap een open deur in, ga naar binnen en zie alleen maar lege ruimte en wat achtergebleven rotzooi. Komt daar die failliete poetsenbakker aanlopen, een handelaar in prullaria, maakt ie stennis. Inbreken! Een heel theater voer ie op. Haalt ie er later een advocaat bij. Een dure nota bene. Zo’n eentje die de hele faillissementswet in z’n hoofd heeft zitten. Waar haalt die sukkel zo’n dure raadsman vandaan? Vast ’n kennis van ’n kennis. Eist een formeel onderhoud. Zit daar tegenover me te grijnzen, met naast ‘m de failliet, verlekkerd. Stelt me dan van die kutvragen over inbreken en begint te zeiken over m’n taakopvatting. Ik snoer ‘m de bek. Alles is van mij. Klaar. Waar trouwens de boekhouding is? Ik bedreig hem. Ik kijk hem recht in z’n smoelwerk, waar die dure advocaat bij zit, en bedreig hem met gijzeling. Heeft ie niet van terug. Hij wordt ineens poeslief. Geen woord meer over een klacht. Hij begint te zweten. Die boeken komen er aan, heus. ’t Ligt allemaal voor me klaar. Ze moeten nog even een vlekje wegwerken. De laatste “controle” zogezegd. D’r zat nog net iets in de boedel. Heb ik er helemaal uitgezogen. Die failliet werd steeds stiller. Zag z’n laatste handel afgevoerd worden. Da’s natuurlijk geen pretje. Had ie maar een b.v. moeten hebben.

Had ie kunnen schuiven, een papieren werkelijkheid kunnen creëren. Armoede is gewoon dom. Wie arm blijft is gewoon lui gebleven. Denk-lui en handelingslui. Even naar de kamer van koophandel, even langs een notaris en je hebt een on-rechtspersoon waarachter je alles kan verstoppen… Daar was dan eens de trukendoos van Jan: daar bungelde iemand al vijf jaar aan ’t lijntje bij de ontvanger voor fictieve omzetbelasting. ’t Was een echte sjacheraar. Had een grote boerderij met land, paardenmanege en een APK-keuringsstation, maar ook zwarte handel in tweedehands auto’s. Was ie heel handig mee. Maar niet zo handig dat ie ook wat omzet in z’n boeken verantwoordde. Opnieuw die domme luiheid! Hij deed alles zwart. Hij was te opzichtig in dat zwarte gat gelopen! Daar had de fiscus ‘m op gepakt. Hij moest tonnen terugbetalen! En nou moest ie z’n boerderij uit want de executieverkoop was al ophanden… Ik vond ‘m geen groot acteur. Hij legde ’t er iets te veel bovenop. Hij had zich de rol aangemeten van vermoorde onschuld , slachtoffer van een persoonlijke vete van die belastinginspecteur, maar hij overtuigde me er niet mee. ’t Was te vet. Had ie maar een beetje wit moeten laten, een beetje belasting afgedragen. Maar zielig was ’t natuurlijk wel. Dat ie z’n huis uit moest. Dat ie alles kwijt zou raken. Z’n boerderij, z’n paarden, z’n garage… Ik had daarom wel met ‘m te doen. Hij had niet meer gegraaid dan iedereen doet. Hij had alleen net iets te onhandig en te opzichtig gegraaid. Ik kon me wel in hem verplaatsen… Jan had dat faillissement voor ons kantoor geritseld door ‘m in z’n oor te fluisteren dat ie juist om onze concurrent moest vragen bij de rechtbank. Doen ze niet! Ze pakken juist een curator die hij niet kent. Ik dus…! Dikke pret bij Jan, want er zit zeker honderdvijftigduizend in voor ons. Wat binnen of buiten de boedel valt is heel precair. Kun je een dik studieboek mee vullen. Kun je op promoveren. Maar dat ‘r inderdaad een smak poen voor ons kantoor in zit, dat zag ik al snel. Via het bodembeslag van de fiscus nota bene.

Maar dan moest een voorgekookte deal met een schatrijke opkoper, ’n verre neef van ‘m, wel afketsen. Moest ik dus voor zorgen! Graag ’n beetje subtiel. Want Jan zou juist zogenaamd voor die deal zorgen, zou doen alsof. Erop vertrouwend dat ik die deal zou saboteren. Kon ik wel, dacht Jan. Vat je ‘m? Jan had belooft om die deal met die verre neef wel even rond te breien zodat die failliet verder kon, afgeslankt maar wel verder, en ik moest die deal dus saboteren, zodat de poen onze kant op kwam… Die failliet was toen ik ‘m voor eerst ging opzoeken minder subtiel. Stond me met een geweer en twee zwarte bouviers op te wachten. Serieus! Maar ik besloot dat ik ’t te dramatisch zou vinden, te opgelegd, en sprak ‘m rustig aan dat dit niet de oplossing was. Ik trapte niet in z’n theater. Hij bond al snel in. Die bouviers heb ik nog in m’n Golfje naar ’t asiel gebracht. Niemand wou die kalven hebben. Hij had niets geregeld… Zich tot ’t laatst aan de kleinste strohalmen vastklampend, had ie de hele zooi op zich af laten komen… Hij riep nog dat ie zelfmoord ging plegen! Kon ik even uitleggen waarom Jan die kut-deal niet rond kreeg? Jan zei ‘m nota bene dat ik dwars lag!? Godverdomme! Jan probeerde me te naaien! Probeerde mij de zwarte piet in de schoenen te schuiven bij die failliet. Terwijl Jan schone handen zou houden. Maar Jan wou dus dat die poen bij mij terecht kwam, bij ons. Moest ie toch zelf maar even opknappen, Jan. Daar leende ik me niet voor, zo’n smerig zaakje. Jan stelde dus zelf ineens allemaal kuteisen aan die neef, die opkoper, waar die nooit aan zou voldoen. En zo ketste de boel af… Maar ik hield wel m’n bek. Tegen die failliet en tegen de rechter-commissaris. Heel jammer van die non-deal. En zo zaten we op ’n smak geld. Ik kon flink wat uren maken… Alleen al het onderzoek naar die zogenaamde onderhandelingen met die neef brachten geld in ’t laatje. In dan moest die boerderij nog verkocht, de paarden… Een goudmijn zo’n faillissement. Maakte al die op-heffertjes goed. We zijn nog met z’n allen uit eten geweest. Ergens duur, met dure wijn en dure sigaren. Dat kon toen nog, roken in het restaurant… Hebben we geproost op die failliet! En nog eens. Zelf trok die failliet in een caravan ergens ver weg. Met niets. Ik kwam hem later nog wel ‘ns tegen. Hij nam me niets kwalijk. Nam het sportief. Gaf die inspecteur van de belastingdienst de schuld. Gaf me ’n biertje. Maar hij is er nooit meer lekker bovenop gekomen. Is altijd blijven sjaggeren en klein bier blijven doen. Toen ik jaren later eens strontbezopen uit een bus lazerde, languit op het trottoir bleef liggen en in katzwijm wegzakte, is ie bij me blijven staan. Als een waakhond…

Allemaal acteurs. Al die cliënten hebben hun rol ingestudeerd. Belle, een echtscheidingscliënte, gooit zelfs haar grote tieten in de strijd. Ze is bang dat ik haar anders niet goed zal bijstaan. Ze drukt ze tot 3 centimeter afstand bijna tegen me aan en draait dan wulps van me af, langs me heen schuivend… Allemaal theater. Ik was er immuun voor. Het liet me koud. Ik hield niet zo van zwaar opgemaakte dames. Ik deed m’n werk zo wel. ’t Was helemaal niet ingewikkeld maar ze maakten ’t zelf ingewikkeld. Die Belle en haar tegenpartij Dirk. Hij deed iets vaags in de reclame en had ’n nieuw vriendinnetje. Had Belle ingeruild. Ze was ooit model geweest, en stewardess, in een grijs verleden. Ze waren nog in de verwerkingsfase, hadden elkaar nog nodig om hun woede op te koelen, om ranzige details over elkaar over m’n bureau uit te kotsen. Dat speelt lekker, zo’n rol. Zij had de hoofdrol: de moreel verontwaardigde. Dirk was de onderliggende partij. Althans, zo speelde ie het. Hij had zogenaamd niets. Geen poen voor alimentatie. Geen opdrachten. Geen omzet, je zag dat ie loog dat die barste, maar bewijs ’t maar eens. Op papier zou alles wel kloppen met z’n b.v.. Dus had ie haar lekker tuk. Maar na enig duwen en trekken en vaderlijke vermaningen van mijn kant over hun kinderen en het belang van onderlinge vrede tussen de ouders kwam er een redelijke alimentatie uit de hemel neerdalen. Case closed… Belle kwam ik daarna regelmatig tegen. In de kroeg vooral. Vooral op vrijdagavond, het acquisitie-uurtje, waar alle zakenlui heen kwamen, de ondernemers een biertje geven, geintje maken, aanpappen. Dat werk. En dan schoof Belle met haar boezem iedereen aan de kant en liep op me af en hield maar heel kort voor me staande, drie centimeter, maakte en grapje en zoefde alweer weg met haar vlam van de dag, haar beertje van de week. Via Belle leerde ik m’n tweede vrouw kennen. Aaltje. Dat was in 1995. Miep bedroog me te vaak, dus ik boekte een hotelkamer voor een maand, vlakbij kantoor. Aaltje was joods, met onderduikmoeder. Ik kreeg het hele verhaal de eerste ontmoeting al over me heen. Daar was mijn leed natuurlijk niets bij. Wie kan er tegen de holocaust op? Aaltje beweerde nooit te liegen. Dat leek me wel wat! En ze zag er aardig uit. En ze had drie meisjes thuis. Twee van twaalf en een van vijftien. Allemaal heel gezellig. Na zes maanden alleen te wonen trok ik bij Aaltje in… Kindjes boos, liepen ze weg naar hun vader, maar dat kwam allemaal weer redelijk op pootjes terecht.

Stond ik daar een beetje aan de kant in die kroeg op het acquisitie-uurtje de kat uit de boom te kijken. Ik hield me graag afzijdig. De meesten zaten zich gewoon lam te zuipen. Daar kon je geen zinnig gesprek meer mee voeren, als ze dat al konden. Jan zat zich net zo lam te zuipen. Het interesseerde ‘m geen flikker. Hij wist dat ie raar uit de hoek kon flappen als ie zat was, maar… hij haalde z’n schouders op, Hij zag ’t wel. Of niet. Dat ’t een cliënt was? Dat ie die man misschien schoffeerde? Boeide ‘m niet. Jan had ’n hele dikke huid. Als ‘n varken… Z’n vrouw deed de administratie van ons advocatenkantoor. Maria. Ze slikte z’n zwijnerij in alle opzichten. Hij hing ‘m overal in. Ieder rokje was een rode lap op ’n stier. Wat deed je er aan? Ik hoefde ’t niet te weten maar ze wou ’t toch kwijt. Ze was zelf ook wel ’ns vreemd geweest, moest ik aanhoren… Ik zat niet op haar ontboezemingen te wachten en was al bevreesd waar het allemaal op uit zou kunnen draaien. Vrouwen kunnen zo van de een in de andere emotie rollen als ze eenmaal begrepen worden, dus dat is oppassen geblazen. Ik zat al op een schopstoel op dat kantoor. Om nu ook nog eens de vrouw van mijn baas te neuken? Ik hield me liever gedeisd. Knikte een beetje ja, maar gaf d‘r geen voedsel. Leek me geen goed idee, om er na Jan in te gaan. Ik hield ’t liever platonisch. Ze had een indoor zwembad. Konden we zo in, maar nee, dat zwemspelletje liet ik liever lopen. Ze gaf nog één keer duidelijke signalen met plastische beschrijvingen over half-erectie piemels, maar gaf ’t toen op en accepteerde me als confidentie.

Ik kon ondertussen bij Maria over Miep klagen. Miep die vreemdging met een professor. Mooie deal, toch? Waar kon ik dat anders? Dus we konden bij elkaar klagen over ons beider gebrek aan seksuele tederheid en genoegdoening zonder dat bij elkaar te halen. Ik deed net of ik homo was, niet nichterig maar qua belangstelling voor haar, zo hield ik ‘r goed op afstand. Ze had alles erop en eraan, maar vooral de gedachte aan dat zwijn hield me tegen. Daar ging ik liever niet overheen… Maar niemand van ons twee die de ander op z’n verantwoordelijkheid wees. Aanspoorde om niet meer te zeiken maar te handelen… Het script draaide immers om de poen van Jan. Dus Maria moest niet moeilijk gaan doen, vond ze zelf. Daar zou ze niet veel mee opschieten. Follow the money. Stand by your man. Dat gold natuurlijk ook voor mij. Ook ik vrat van dat zwijn. Daar was m’n rol! Ik was de trog van Jan. En daar schaamde ik me wel voor. Maar dat hield ik dus voor me. Dat kreeg ik niet over m’n lippen bij Maria, dat we allebei Jan z’n trog waren, en dat we daarom maar niet uit elkaar moesten gaan slurpen, dat dat gewoon goor was… Maar ik liet ’t toch te ver komen. Liet haar toch in de waan dat ze eindelijk begrepen werd. Daar kon ze geen weerstand aan bieden. Ze begon steeds meer aan m’n lippen te hangen en toen ik verliefd werd op Aaltje heeft ze me dat niet vergeven. Ze voelde zich de afgewezen minnares en zon op wraak… Maar dat komt later. Ik draai lekkere omzet. Ik doe alles: strafzaken, echtscheidingen, ondernemingen, betalend en pro deo, ik vlieg door de gangen van de rechtbanken, sta uit m’n hoofd te pleiten, ik declareer, ik zet om, ik word zelfs patroon van ’n stagiaire. Een jonge hond. Remi. Blond en blozend. Hij eet uit m’n hand. En tweede stagiaire, Harry, eet ook uit m’n hand. Harry wil vooral een goede indruk maken, een ergere indruk. Op mij. Ik ben de man. Ik ben gewoon in loondienst, maar ze kijken tegen me op. Ik ben geil. Ik ben cool. Ik ben hot. Ik ben vijfde of zesde jaars advocaat. Ik ben ook een lopende bibliotheek geworden. Ze kunnen me alles vragen. Ik schut de antwoorden uit de mouw. En ik zit vol cynische grapjes, waar ik kwistig mee strooi. Je zou zeggen: alles is ok. Maar ik voel me niet gelukkig… Thuis is het klote. Miep gaat vreemd! Klooit dus met ’n professor. Een lelijkerd, maar wel een met poen. Ze zegt dat ze nog nooit zo lekker genaaid is. Hij doet ’t veel beter dan ik. Ik ben te lief. Maar ze wil mij er wel bijhouden. Zo op de achtergrond, eens in de twee weken of zo, lijkt haar wel praktisch. Onze lichamen doen ’t natuurlijk nog wel. Maar ik pruim ’r niet meer. Ik wil er mee kappen. Maar scheiden is toch een heel gedoe. Komen hartstochten bij los. Hysterie en angst bij haar, ij mij meer doffe berusting in het wegvallen van alle betekenis van de voorwerpen die jarenlang werden gedeeld, die hun plek hadden, een plek tussen onze liefde, die liefde die een fata morgana bleek, die alleen maar mijn eigen zinsbegoocheling was, een illusie. Liefde betekent voor iedereen wat anders. Mijn vrouw en ik, wij verstonden er heel andere dingen onder, dat was wel duidelijk. Miep had lief zoals ze d’r eigen leugens lief had. We waren elkaar natuurlijk al jaren eerder kwijt geraakt… Ze bleef al die jaren rondhangen en lachen en liegen op de faculteit terwijl ik het zure geld verdiende. Voerde geen flikker uit. Dacht alleen aan haar pleziertjes. En ik ging aan de alcohol en de blows. Ik kon dat gelul niet meer aanhoren. Die verhalen, waarvan er niet één waar was, die je al honderd keer had gehoord in honderd verschillende versies… Ik trok me in m’n eigen kaasstolp terug. We leefden jaren als broer en zus… Hebben elkaar op vakantie in Barcelona niet één keer aangeraakt. Ik was heel kuis. Een monnik. Maar toen ze weer ‘ns vreemd ging vond ik ’t mooi geweest. Ik ben naar de hoeren geweest en ik heb dat haar verteld en haar daarna een stevige beurt gegeven, waarin ik me niet inhield. En de harde seks was goed. Ook voor haar. Maar het was allemaal te laat. Ik pruimde haar niet meer. Ik zag steeds die kwijlende professor… Ik vluchtte van haar weg.

Eerst bij een vriendin vlakbij. Dat had ze door! Kwam ze daar aan de deur bij die vriendin stennis maken! Ik moest en zou mee, ze kon niet zonder me! De hele buurt zette ze op stelten. Onderweg één groot tranendal. Dit was nieuw voor haar. Ik was nog nooit van haar weggelopen. Zij was altijd de miskende Queen geweest die verontwaardigd was weggelopen, en ik bond meestal wel in. Het interesseerde me te weinig. Maar nu waren de rollen omgedraaid! Ik was klaar met haar… Ze wou me tegen houden thuis, maar ik gooide haar zo met een simpele judogreep op de grond. Dat haalde ik uit m’n tenen van toen ik nog een kind was en op judo zat. Ik schoot weg, griste de autosleutel en stoof ervan door, steeds verder oostwaarts, tot aan Berlijn… Ik ben weer terug gegaan. Ja, ja. Ik heb nog eenmaal de hand over m’n hart gestreken, tegen beter weten in, misschien ook wel omdat ik een lafaard ben, maar toen ik een half jaar later in de keuken weer ons haar onderbroek met de hand stond te schrobben, terwijl de buurvrouw over de heg aan m’n kop zeurt dat de hele faculteit weet dat m’n vrouw met die professor ligt te rollebollen, dat zij dat ook weet van die vrouw van die professor, en dat het een schande is…, toen ik dat allemaal over me heen kreeg in die keuken knapte er iets. Hoezo liefde? Waar is dan die liefde? Aan wie geef ik nu eigenlijk mijn liefde? Wat betekent dat voor haar? Na al die beloftes? Gooi ik dan mijn paarlen voor de zwijnen? Ik proef de rol van verontwaardigde en bedrogen echtgenoot en de smaak bevalt me wel. Als ik ga stotteren, kan ik die rol nog uit de kast trekken. Kan ik er ’n schepje bovenop doen. Rood aanlopen desnoods. Maar dat is niet nodig. Ze is er niet. Ik leg ’n briefje neer. Trek naar het hotel bij P. Binnen een dag woont ze in bij de professor…

In dat hotel giert alles door me heen. Van waanzin tot euforie. Als ik een avond op pad ben ontmoet ik Aaltje, mijn tweede vrouw. Dat weet ik nog niet. Ik daag haar uit. Om eerlijk te zijn. En ze hapt. En ze is gruwelijk eerlijk. Maar ik ben dronken. En ik ben niet toe aan zoveel authenticiteit! Ik zie haar vervolgens zes maanden niet meer. Ik probeer juist weer op aarde te landen… Wie ben ik? Waarom heb ik tien jaar van m’n leven verprutst? Waarom was ik zolang bij Miep terwijl ze een leugenaar was en bleef? Waarom drijf ik stuurloos in de oceaan? Waarom ben ik advocaat? Waar geloof ik nog in? Ik had geen antoorden meer. Helemaal sprakeloos. Ik moest m’n leven op orde zien te krijgen. Toen we een half jaar later elkaar weer tegen kwamen, Aaltke en ik. In dezelfde kroeg nota bene, en direct verliefd werden op elkaar, nam Maria dus wraak. Hoe ze het deed weet ik niet, maar ik werd direct uitgekotst. Door iedereen. Binnen hooguit drie dagen. Ik kon ophoepelen. Ze hadden me niet meer nodig. Ik wou toch geen partner worden? Opgehoepeld dan. Ik vond het allang best. Liet m’n hele praktijk zo achter. Totaal onbekommerd. Verliefd op mijn nieuwe vrouw, de vrouw van m’n dromen, met wie ik alle diepten en hoogten kon bestijgen, die eerlijk antwoord gaf, geen dubbele agenda’s had, lief was, verstandig, … We gingen helemaal in elkaar op, vormden samen een aanstekelijk aura, hadden niemand nodig, en wisten zeker dat onze liefde alles zou overwinnen. Het bestond dus toch! Echte liefde. Het bestond, maar bleek toch van wat kortere duur dan gedacht…
Ik was maar al te blij om van dat cynisme van Jan en Arnoud verlost te zijn. Die niets en niemand ontziende mentaliteit. De geldzucht. Al die cliënten met hun kutproblemen. Met hun hoop stront, waarvan ze hopen dat je er eens goed aan gaat ruiken. Dat je er eens goed voor gaat zitten en dan die hoop stront op de tafel van de rechter neerlegt. Met een weids gebaar. Ruikt u dan eens! Is dat geen smerige boel wat ze m’n cliënt hebben geflikt. Net zoals dat pistool in die vagina. Daar heeft zo’n cliënt graag z’n poen voor over! Dat ik theater maak. Dat ik die smeulende vlaai van ‘m zo onder de neus van die rechter douw en de hoogste boom eis. Ik heb er eens een gehad, ik was toen al weer weg uit P. en zat weer in Amsterdam, die een fotootje van de kut van z’n vrouw met daarin z’n pistool wou overleggen om te laten zien wat een hoer ’t was. En dat was ze ook, maar ze beweerde ontvoerd te zijn en gegijzeld te worden met d’r dochtertje en dat dochtertje was de inzet. En mijn cliënt staat met die kut-foto voor de neus van de rechter te zwaaien, de rechter die vader en moeder oproept om toch vooral begripvol naar elkaar te luisteren… Het is een soort multimediatheater. Allen de pers ontbreekt er nog aan. Hier wordt een modern Grieks drama opgevoerd! Er wordt zelfs een kleuter geofferd, getouwtrek om de zeggenschap. En mijn cliënt zit goed in z’n rol. Die heeft geoefend! Net dat tikje verontwaardiging. Ondanks al die poespas met die ranzige foto, weet ie toch o’n hoop schijt over die meid voor die rechter neer te leggen zodat ie die kleuter mag houden. Komt die meid nog met me smoezen. Dat ze d’r kind af en toe wil zien. Mooi koppie maar afgetakeld.

Uitgewoond is ze! Te veel gezien. Doffe ogen die in de verte staren. Ik haal d’r terug. Ik kijk ‘r aan. Ze stelt scherp en ziet me… Even een moment van herkenning. We eten allemaal uit de trog. We zijn allemaal zelf trog. En wat we teveel oplebberen kotsen we weer uit. In diezelfde trog. Maar natuurlijk mag ze d’r kind af en toe zien. Onder toezicht dan. Dat ze eerst d’r mond afveegt… Maar toen was ik al terug in Amsterdam. Op een strafrechtkantoor…

Hoofdstuk 5: Adempauze.

Ik dender maar door met m’n verhaal.… Ik zit nog in de stad P.. Ik moet even op adem komen, weer even die jaren op me in laten werken, niet gelijk naar Amsterdam springen, naar die kutfotograaf, die z’n wijf eens mooi aan de rechter wou tonen, met die polaroid met dat vuurwapen in d’r pruim. Hij deed alleen maar wat ze allemaal wel willen! De ander, je tegenpartij, vernederen, zo diep mogelijk laten zinken, Maar hij deed er dan nog een schepje bovenop: het mooiste wonder…, de leven barende schoot van een vrouw als ‘n varkenstrog opdienen, als een zak stront, waar je alleen maar in wil kotsen, je pistool in leegschieten…, Ik moet op adem komen… Terug naar P..
Ze hadden me uitgekotst, Jan en Arnoud, de vlotte boys van P.. Ik had ze min of meer uitgelachen met hun aanbod, om hun partner te worden. Niet openlijk natuurlijk. Ik had niet de moed gehad om ze vierkant in hun smoel de waarheid te zeggen. Dat ze de boel besodemieterden. Dat ’t dieven waren, smerige leugenaars en dat ik niet in die modderpoel wou duiken, me niet in hun drek wou wentelen. Zo dapper was ik nou ook weer niet. Ik bleef liever diplomatiek… Dat ik heel tevreden was met m’n huidige positie. Dat ik graag hun loyale medewerker bleef. Dat ik er helemaal voor ging als hun ondergeschikte met m’n vaste loon, dat ik ze nog dertig jaar zou dienen, hun tassen zou dragen, hun bier zou inschenken en veel geld voor ze zou omzetten… Ik hoefde niet zoveel poen. Genoeg om te eten, natuurlijk, en wat te zuipen, soit, maar ik gunde ze graag een hele dikke portemonnee. Dat ze nog jaren in m’n omzet zouden zwemmen! Daar werden ze goed link van. Ze kregen geen greep op me! Konden moeilijk zeggen dat ik ze zat te belazeren. Dus ze gooiden ’t over een andere boeg… Dat ik een lafaard was, een schijterd, dat ik de kans van m’n leven liet lopen. Ze begrepen er niets van! Hoe kon ik dat aanbod laten schieten? Dat miljoen daar moesten ze besmuikt om grinniken. Hadden ze ingestudeerd, dat grinniken. Dat merkte ik wel. Daar hadden ze op geoefend samen. Ik trapte er niet in… ’t Was toch maar een miljoen, en dat konden ze goed gebruiken. Dat wist ik wel.
Dat zat nou nog allemaal in die oninbare fakefacturen van Jan, over jaren opgespaard… Daar zou nooit meer een cent op binnen komen! Maria had allang honderd keer naar al die zogenaamde cliënten gebeld. Wanneer ze ‘ns zouden betalen. Hoe ze ‘t volhield? Maria had daar een groot talent in. Gepokt en gemazeld! Ze had die trog al zo vaak uitgelikt, ’t laatste restje doorgeslikt, dat ze bij iedereen tot het merg ging. Maar nu waren alle klanten dan toch helemaal leeggezogen. Heel de stad P. stond droog. Allemaal uitgemolken door dat zwijn. ’t Waren niet eens echte cliënten meer. De betalende cliënten waren allang afgehaakt. Serieuze ondernemers zaten er niet meer bij. Alleen nog totaal afgegleden tuig. Hij liep ze in de kroeg tegen het lijf. Stonden ze daar te hijsen, kwam Jan d’r bij staan… even ’n lolletje, ’n praatje…, en een rekening van vijfhonderd gulden. Letterlijk zo, of ’t kwam er wel op neer… Adviezen waar je geen moer aan had. Aan tuig dat toch geen cent meer te makken had. Standaardadvies van Jan: vraag je surseance aan. Sloeg meestal nergens op. Maar dan hoopte Jan dat ze d’r in zouden trappen. Dat ze ‘m zouden inhuren om een mooi verzoekschrift bij de rechtbank in te dienen, zodat ie weer wat uurtjes kon schrijven, of anders dat ie als bewindvoerder zou worden aangesteld, om te kijken of ie nog een paar laatste centjes van ze kon weggappen… Maar vrijwel niemand trapte er nog in. Ze lieten ‘m meestal straalbezopen aan de toog achter. Kwam steeds vaker voor. Hij had gewoon een te slechte naam opgebouwd in P.. Als je jarenlang in hetzelfde stadje de boel belazert, als je alle plaatselijke ondernemers en kleine bedrijfjes al die jaren hebt afgeschuimd met onzinadviezen en verloren rechtszaken, dan valt er vroeg of laat gewoon niets meer te halen. Hij zakte zelf steeds dieper weg. Maar hij moest wel. Hij moest tegen de omzet van Arnoud opboksen. Arnoud had al enige jaren eerder door dat ie in P. niet verder zou komen. Dat Jan de markt daar totaal verziekt had. Dus Arnoud had Jan zover gekregen dat ze een tweede kantoor in Hoorn zouden oprichten. Dat ze daar nog geen slechte naam hadden. Dat Arnoud daar nog fris binnenkwam. En zo gebeurde. En zo kwam die Arnoud ook geweldig fris binnen in Hoorn. Maakte binnen de kortste keren lekkere omzet. Maar daar moest Jan dus bij in de buurt blijven. Vandaar al z’n nepfacturen in P.. Vandaar de wanhoop en de valse hoop dat ie die gouden afvalberg van ‘m zou kunnen doorschuiven en cashen. Naar zo’n sukkel als ik dus. Dus mijn miljoen…, dat ik niet had…, dat Jan wel kon gebruiken, dat ze allebei wel konden gebruiken…, dat gaf ze even lucht, en dan kreeg ik die zogenaamde debiteuren, die pot vol klatergoud!

Inmiddels hadden ze een nog veel grotere boef gestrikt. Melchior. Een accountant. Die kon roven! Waar Jan en Arnoud nog bij verbleekten. Kinderspel! Die Melchior was helemaal weggezakt, het diepste diep van het zwartste gat ingedoken. Leefde op louter alcohol en sigaretten. Een heleboel! Altijd strontlazerus. Maar hij mocht ‘r zo bij. Kwam zelfs met z’n naam in de firma… En hij hoefde niet eens een miljoen te schokken! Want hij had relaties! Hij hoorde bij de toffe gasten, de fijne hockeyjongens, ondernemers, directeuren,…en hij kende alle kneepjes! Hoe men je balans op-pimpt of juist uitkleedt. Hoe je de belastingdienst of je aandeelhouders subtiel om de tuin leidt. Wist ie precies! Handige jongen. Zowel controleur als adviseur van de poen. Dat kan nooit lang goed gaan!
Zie het NRC Handelsblad, met topcurator Willem Jan van Andel: “Accountants moeten in overheidsdienst…tegen je eigen commerciële belang in handelen, <<dat is de mens niet gegeven>>. De mens is een zwak schepsel…” Noem ’t maar zwak. Zo lust ik er nog wel een! Als je één keertje naast ’t potje piest, okay, dat kun je zwak noemen. Hij bezweek voor de verleiding, maar heeft berouw en betert z’n leven. Een moment van zwakte! Maar wat hier gebeurt… het jarenlange graaien en bedriegen! Dat is crimineel! Dat geweten is allang uitgeteerd, een gestold fossiel. Een litteken, meer niet. Die Melchior had bovendien een heel mooi boekwerkje. Een toverboek! Stond vol toverspreuken. Daar kon ie goud mee maken. Legal audit in merging and financing… Waar je zogenaamd op moet letten bij bedrijfsovernames. En wat je er dan bij moet zetten. Welke lekker gebekte kreten je kan oplepelen, zodat ze d’r in trappen, zodat ze denken dat je d’r heel veel verstand van hebt. Due diligence, corporate governance…, bekt allemaal heel aardig, en het verdient…! Bakken geld. Daar kon geen echtscheiding tegen op. Al hadden ze drie miljoen te verdelen en maakten ze om elke cent ruzie, die man en die vrouw, die ooit van elkaar gehouden hadden, ooit samen die kinderen hadden gemaakt, de mooiste intimiteiten gedeeld, … al zouden ze elkaar volledig bij de rechter besmeuren.

Dan nog verbleekte die omzet bij die tovenaar, met z’n compliance review tool, à vijfhonderd euro per uur. En ze betaalden! Ze keken niet op een lullige ton. Het was een miljoenendans…! Bandenfabriek neemt velgenfabriek over.
Wil die wel graag weten of er lijken in de kast staan… De velgen maken de wagen, nietwaar? Zit ‘r geen spaak in ’t wiel? En dan komt die Melchior.
Met z’n toverboek. Voor een preliminary inquiry. Vijftigduizend. ’t Is piekfijn in orde zegt ie, op ’t eerste gezicht dan. Zo dekt ie zich in… Zogenaamd honderd uur werk, voor het invullen van de juiste namen. Copy, paste. Proost. Volgende cliënt. Die zou dan mijn partner moeten worden… Arnoud heeft ‘t nog één keer geprobeerd. Me te overtuigen. Dat was wel z’n grote kracht moet ik ‘m nageven. Die man had zo onwaarschijnlijk veel overtuigingskracht… die gooide zoveel geestdrift in z’n betoog, dat we d’r samen een geweldig kantoor van zouden maken, dat dat miljoen lenen totaal geen probleem was, dat ie alle vertrouwen in me had, dat dit de kans van m’n leven was… Ik had er niets tegen in te brengen. Niets. Ik was sprakeloos van ontzetting over zoveel enthousiasme. Maar ik had Arnoud al vaker dat ge-wel-di-ge verhaal zien afsteken. Een heel ander verhaal, bij de een of andere cliënt of tegen een ander slachtoffer, een andere kantoorgenoot. Iemand die dacht dat ie een redelijk gesprek met Arnoud kon voeren. Dat ie open zou staan voor z’n tegenwerpingen. Nou… maar dan kwam Arnoud pas goed op stoom. Een tegenwerping was gewoon een rode lap. Ging ie van spugen! Ik had ‘r een enorme weerzin tegen gekregen, tegen dat overenthousiaste theater van ‘m.

Zat ie in de vierde versnelling te preken, en hup, ging ie zo door naar de vijfde. En als je dan dacht dat je ’t gehad had, dat ie nu even op adem kwam, zodat je misschien toch een enkele tegenwerping zou kunnen maken, hup, ging ie in de zesde versnelling. Geen idee waar ie ze vandaan haalde, die versnellingen, maar feit is dat ie net zolang door ging tot z’n gesprekspartner, wat zeg ik, toehoorder totaal murw geluld ja tegen ’m zei. D’r was maar één oplossing om Arnoud z’n kop te laten houden en  dat was ‘m z’n zin te geven. Maar dat deed ik dus niet, gek genoeg. Ik bleef sprakeloos. Ik keek ‘m alleen maar aan. Vlak in z’n gezicht. Zo kreeg ie ‘m niet in een hogere versnelling… Dus toen ik die tweede keer weer niet hapte was ie klaar met me. De kleinste aanleiding was genoeg, en ik lag eruit. Ik had me kort daarna een paar dagen ziek gemeld. Was gelijk einde verhaal. Maar ik kom dus even op adem. Eindelijk verlost. We voeren even een eenaktertje op bij de kantonrechter, mijn ontslagzaak, voor de poen en de ww, ik roep nog één keer ouwe pik, bij de bezinepomp, tegen Jan, als ik op zijn benzinepasje een laatste keer m’n auto laat vollopen. Ik ga met mijn lief op reis… We gaan naar Duitsland, naar een waterval. We laten die smerigheid achter ons! We gaan ons schoon wassen, wandelen, uitrusten en van elkaars lichamen genieten. Ik warm me aan haar ziel, aan haar borsten, aan haar lach… We maken ruzie over het soortelijk gewicht van God. Is het liefde of is het leven? To love or te be? Jezus of Shakespeare? We gieten ons vol met champagne daar aan die kleine waterval… We kunnen heel hartelijk ruzie maken. Gieren van het lachen! God zit gewoon in een steen… Net zo makkelijk! Dus sleep ik die zware leisteen mee, die nog steeds hier thuis ligt… We logeerden in de Wittgensteiner Hof aan de Wilhelmsplatz in Bad Laasphe. Aten lokale paddenstoelenprut. Aaltje wist veel van paddenstoelen. Daar imponeerde ze me mee. Ze bestudeerde de paddenstoelengids heel grondig. Er was ’n Pilzkundliches Museum, im Haus des Gastes, pal bij ons hotel. Allerlei zwammen. Kilometers schimmels. Maar ’t watervalletje, ’t was maar een kleintje, blijft me toch het meest bij!

Al eerder waren we bij Bernadot langs geweest. Moordwijf. Met microscoopogen. Zag overal dwars door heen. Aaltje kende haar van een trip naar Rusland. Leningrad. Moskou. En er tussenin. Daar vloeide de wodka. In die trein. Met handen en voeten…, maar de alcohol is internationaal. Die maakt alle uitleg overbodig… Nazdrovje. En met Barnadot liepen we door het platteland, op zoek naar een kroeg, ergens in Groningen, tussen korenvelden, de yellow brick road…, en Aaltje was de blikken man die niet kon huilen, dan ging ie roesten; dus Aaltje was stoer, had geen emoties nodig, draaide gewoon de wasjes, jodin zijn was geen probleem, niets aan de hand… en Bernadot, die was de strooien vogelverschrikker, de pop met zaagsel in d’r kop; want ze had alleen maar conservatorium gedaan, alleen maar op ’n fluitje wind verplaatst. Dus ze wist niets. Maar niet heus. En ik… ik was de leeuw die niet dorst te brullen. De stotterende leeuw. En samen liepen we verder, op zoek naar de pot met goud, op zoek naar de wodka, en we vonden die kroeg! Midden in de velden. En lieten ons vollopen… Toeter begon Bernadot uit de plee tegen me te brullen dat m’n moeder een vuile hoer was. En ze had groot gelijk! Dat was ze ook! Anders flik je niet zo iets. Zelfmoord plegen met een kinf van elf. En ik liet me dankbaar tegen d’r aanvallen… En ik begon eens lekker te brullen: Hoer! Vuile smerige tyfushoer! En Aaltje lachte zich een deuk. Die pieste in d’r broek. Tranen met tuiten. Die kwam niet meer bij. Maar ze roestte niet… En zo laafden we ons. Maakten elkaar mens.

Dan… weer thuis. We geven de leisteen een plek. Zetten er ’n kaarsje bij… Ik zou dus voortaan een eerlijke advocaat zijn. Dat moest toch kunnen! Er zou toch wel iemand zijn die genoeg zaken had, en graag een medewerker had die de juridische eindjes aan elkaar knoopt en die best nee mag zeggen. Iemand die niet per se elke sloeber uitzuigt… Een plek waar je gewoon je werk mag doen, met aardige omzet, zonder gezeik over nog hogere omzet…, in een geostationaire baan, niet dat zwarte gat in, niet naar de zon toe willen, maar gewoon je redelijke omzet draaien met eerlijke adviezen… De meeste willen kosten delen. Dus moet je dan je eigen toko, je eigen cliënten meenemen dan wel flink wat poen. Had ik niet. Krijg ik niet. Dat zijn mijn beren! Met mijn eerlijke smoel wil niemand met me dansen, lopen ze met ’n grote boog om me heen… Ik sta aan de kant, tegen de muur, kijk ’t zooitje eens aan, de maskers, de toneelspelers… Ik lust ’t niet. Ik lust ’t alleen als de poen bij een ander terecht komt. Als ik nee kan zeggen, en als ik ja zeg, als ik meega in dat theater van Hermes, dat ik dan gewoon m’n vaste loon trek, zodat ik op afstand blijf, dat ik me niet bevuil aan die drek, dat de afloop me worst is,… Vind maar ‘ns zo’n kantoor. Waar de cliënten me als gebraden duiven in de mond vliegen! Wat dacht ik nou? Zou dat heus bestaan…?

Maar eerst had ik thuis een klus te klaren. Drie dames. Pubers… En ik deed ’t met hun moeder! En hun vader zat om de hoek, op nog geen honderd meter! Daar waren ze heengelopen. Op hoge poten. Geef ze eens ongelijk… We gingen er niet aan trekken. Gaven ze de ruimte, en na enige weken kwamen ze een voor een weer een kijkje nemen, een praatje maken, logeren en weer normaal doen. Stiefvader zijn is een vak. Die rol moet je niet licht op je nemen! Die rol roept archetypische weerstand op. Je bent de engerd, de gnoom, de kobolt die hun moeder… Daar kunnen ze flink wat verontwaardiging in kwijt. Heel wat vuur! Zeker als vader d’r nog ’n schepje bovenop doet en ze bevestigt in hun gevoel dat hun moeder ze in de steek heeft gelaten. Aaltje moest kiezen: hij of wij! Aaltje werd verscheurd… Vestia of Artemis? Athene? Hera? Wie helpt me! We lieten ’t los… Met vallen en opstaan heb ik ’t een beetje geleerd. Vader zijn, naar ze luisteren, raad geven, grenzen trekken, boos worden, grenzen overboord gooien ook… Die kinderen maak je niets wijs! Die kijken overal dwars door heen. Die spelen dagelijks, met alle maskers, zoeken je zwakste plek, gaan dan even poeren… Daar kan de I Tjing niet tegen op. Vrijwel dagelijks een ander drama… Maar ik bleef redelijk overeind. Aaltje ook. We hadden elkaar. Elkaars troost en wijze raad. We hadden een tempel gebouwd. We waren zelf de steunpilaren, en het kapiteel was onze liefde, onze hechte verbondenheid. Niemand maakte ons wat. Zo klampten we ons vast aan mythische symbolen en aan elkaar. En het hielp. Gaf de burger moed. We schiepen ons eigen universum, zonder zwart gat, met alleen mooi rondzwevende sterren en planeten erin… de meiden als kometen, die komen en gaan, soms veel aandacht opeisen, even rond geslingerd moeten worden, maar dan toch hun eigen weg vervolgen, naar een ander universum… Ik kwam op adem. Werd even huisman.

En daar belde die me thuis op. Mister advocaat de bekende strafpleiter. Ik kan niet om ‘m heen. Ik was nou eenmaal bij hem op kantoor, een jaar of vijf, zes.… Ik beviel ‘m wel. Ik zou ‘m terug bellen, maar deed dat niet. Deed nog even rustig aan met solliciteren en ik had zo m’n twjfels bij hem. Toen belde hij mij. Of ik nog interesse had. We zijn een mooi pak gaan kopen. En een nieuwe tas. Aaltje e naaide zelfs een toga voor me. Meneer Senior vroeg me alleen of ik nog iets te melden had. Had ik niet. Dat ik niet moest denken in de maatschap te komen. Dacht ik ook niet, hoefde ik ook niet. Ik had m’n buik vol van maatschappen… Welkom dan maar. In hartje Amsterdam. Geef mij maar Amsterdam! Dat is mooier dan de stad P.. Absoluut. Ik was wel klaar voor de klus. Ik had net lang genoeg van m’n adempauze mogen genieten. Ik wou wel aan de slag… Die confrere trok de hele wereld aan. Die had klanten genoeg! Hij had ze voor het uitkiezen. Met en zonder camera. Bekenden en onbekenden, allemaal met een dikke portemonnee. Die ging ik nou eens eerlijk advies geven! Het maakte hem niet uit. Ik moest vooral doen wat ik moest doen, no probleem. Hij maakte zich alleen zorgen of ik er wel tegen kon dat ze me altijd naar hem zouden vragen, dat ze hèm wilden, hem wilde afzuigen, hem zelf hun anus wilde laten aflikken. Zo zei ie dat natuurlijk niet, hij zei ’t netjes, maar ik begreep wel dat ie daar geen trek in had, dat er grenzen zijn, en ik stelde ‘m gerust. Ik zou die zwijnen voor ’m hoeden. Ik maak er makke schapen van. Geen probleem. Ik ben Odysseus. Hermes. Apollo. Zeg ik evenmin. We hielden het beschaafd. Of ik ook ‘ns naar de raadkamer kon. In strafzaken dus. Als de camera niet meeliep. Vond ik ook geen probleem. Ik aan de slag. Komt Paola, m’n nieuwe collega, met rode konen m’n kamer in en een stapel dossiers van m’n voorganger. Een bluffertje eersteklas, die voorganger. Ik haal nog één keer diep adem. Amsterdam, her I come… Ik heb genoeg noten op m’n zang. Heb genoeg meegemaakt om me nergens meer druk om te maken. Ik stotter niet meer. Ik heb er zin in.

Hoofdstuk 6: Brammetje Moszkowicz.

Dus moet ik toch ook maar een boekje open doen over die bekende advocaat M., met z’n nog bekendere vader, naar wie ze vanuit alle hoeken en gaten in Nederland naar toe kwamen, met bakken geld, met hun poenigste shit. Hij was niet enkel advocaat die Bram, hij was gewoon een symbool, een duivel. Een begrip in heel Nederland. Is ie nog steeds, maar inmiddels een stuk minder. Teveel gegraaid. Ook gij Bram. Inmiddels uitgekotst door de advocatenorde. Hoe was het mogelijk! Hij was toch niet corrupter dan die boevenkantoren waar ik vandaan kwam. Hij graaide heus niet meer dan een ander. Maar hij deed het te opzichtig! Zocht teveel publiciteit in te dure pakken en te dure auto’s. En waarom helemaal? Betalende klanten genoeg. Telkens weer. En hij hoefde daar niets voor te doen. Hij hoefde de kroegen en campings niet af te schuimen op zoek naar klandizie. Enkel 5 minuten lulkoek bij RTL Boulevard en ze kwamen als vliegen op de stroop. Of ie hun kutzaak wou aannemen. Tuurlijk, geen probleem, Bram nam alles aan. Hij wist geen flikker van privaatrecht, maar weten de mensen veel! Z’n dikke honorarium? Boeide ze niet! Waar ze al die poen vandaan haalden?
Ik had geen idee, maar ’t was nooit een probleem. Meestal cash. Dikke pakken bankbiljetten. De poen werd beschaamd bij me op tafel gelegd. Alsof het stonk. Alsof ze er heel erg graag vanaf wilden. Natuurlijk stonk hun poen. Wie zoekt anders z’n heil bij Brammetje… Ze wilden de beste advocaat. Nou, daar moet je dan voor betalen, natuurlijk. Zo werkt dat toch? En Bram liet zich dat maar al te graag aanleunen. Natuurlijk was ie de beste advocaat. Dat wist iedereen toch? Natuurlijk had ie dan ook z’n prijs. Logisch toch? Hoe meer ie vroeg, hoe serieuzer ze ‘m namen. De beste advocaat voor het hoogste honorarium. Viel geen speld tussen te krijgen. Dus iedereen is weer blij. De mythe is bevestigd, Bram heeft z’n vette poen, en ik kon lekker aan de slag. Werk genoeg voor me. M’n dossierkast puilde uit van de strontzaken. Dus Bram liep helemaal binnen. Elke dag nieuwe klanten, pardon: cliënten. Hij bezweek bijna onder het aantal cliënten. Hij moest alle zeilen bijzetten om in elk geval de cameramomenten te pakken. De strafzaken waar het tv-journaal op af kwam. De beste advocaat moest natuurlijk wel op ’t journaal.

Daar haalde ie weer nieuwe klanten mee binnen… Hij liet verder zoveel mogelijk aan z’n stagiaires over. En ook aan mij. Ik wist niet zo heel veel van strafrecht, maar dat boeide ‘m niet. Zolang de camera niet draaide kon ik niet veel kwaad. Het waren voornamelijk raadkamerzittingen. Pro forma gedoe, kansloze verzoeken om schorsing van de voorlopige hechtenis. Werd toch allemaal afgewezen. Al ging je op je hoofd staan, die rechters hadden alle smoesjes al duizend keer gehoord en gingen die verdachte penoze heus niet schorsen, dat ie zomaar vrij zou rondhuppelen. Geen schijn van kans. En al helemaal niet vanwege dat kutkantoor van Bram. Daar hadden alle rechters een bloedhekel aan. Bram had van die standaard lulteksten voor de rechtbank. Opgeklopt wollig taalgebruik. Bij voorbaat kansloos gezwam in de ruimte. Maar het imponeerde de verdachte. Die lulkoek kon ik al snel uit m’n blote hoofd oplepelen. Je hoefde alleen de naam van de cliënt te wijzigen. Die cliënt kreeg dan toch maar een fraai opgepoetst pleidooi voor z’n poen. Toch zeker drie A4-tjes lang . Als je dat ’n beetje gedragen bracht was je toch al gauw een kwartier aan het ouwehoeren. De rechters hadden d’r wel de smoor in. Die voorgekookte pleitnota’s van Bram konden ze zo mee oplepelen. Gaven ze me een uitbrander. Hadden ze datzelfde kletsverhaal al bij de vorige pro formazitting al aangehoord… Ook de cliënt vond ’t maar niks. Ze wilden allemaal dat Bram hun zaak hoogstpersoonlijk zelf zou staan bepleiten. Daar hadden ze ‘m ook dik voor betaald. Dus ook als d’r geen camera bij is. Hij was het zwaarste geschut, de Dikke Bertha. Ze wilden allemaal Bram. Zwaarder kon je niet gaan. En dan kwamen ze uit hun cel de rechtbank in… stond ik daar. Een of andere schlemiel in toga. Maar wat moesten ze? De zaak werd al behandeld. Ik gaf ze ‘n hand, een knipoog, loog dat ie er zo aankwam, en voor ze bij hun positieve kwamen stonden ze alweer op de gang tussen de piketwachten. Hupsakee, terug in de cel. Schorsing van de hechtenis afgewezen. Einde oefening. Maar Bram kon nou eenmaal niet overal zijn. Hij had gewoon veel te veel cliënten aangenomen. Dat kon geen mens behappen. Dus moest ie wel kieskeurig zijn. Dus koos ie vooral voor de zware penoze. En hij had ook de aller zwaarste penoze. Van die gasten met de dood in hun ogen. Vooral als ’t alleen maar om de poen was gegaan en de macht in de onderwereld. Dan stonden die ogen helemaal op oneindig. Keken dwars door je heen…! Dus daar zorgde die wel voor. Dat ie wel braaf zelf kwam opdagen op die kutzittingen, als ’t echte penose was. Die Neus en die Stotteraar scheepte hij niet af met z’n knechtjes. Dat wist de rechtbank natuurlijk ook wel. Dat als ie zelf voor een schorsing stond te pleiten, nou… dat je dan het allerzwaarste geteisem in je rechtszaal had.

Gaf mij dan maar zo’n hartstochtelijke moordenaar…, zoals meneer Hak, die z’n vrouw in stukkies had gehakt en in een vuilniszak gedumpt, in ’t IJ. Zat ik ook mee samen, in de cel, onder de zalen van het Gerechtshof, in dat doolhof van steegjes, die onderwereld onder ‘t standbeeld van tante Themis. Zat dan die Hak daar ineengezakt als ’n hoopje bijeengeraapte organen…; de lol was er al lang af, keek ie tegen achttien jaar aan, in dat naargeestige labyrint, in zo’n zelfmoordcelletje, onder het strafhekkie, waar ze ‘m straks nog ‘ns dertig dagen voorarrest zouden geven. Er waren natuurlijk ernstige bezwaren, meer dan een vaag vermoeden dat meneer Hak even lekker door ’t lint was gegaan met die hakbijl van ’m, dat ie dat wijf, die gore hoer, eens goed in mootjes had mogen klieven… Ze hadden alles: bloed, lijk, moordwapen, afdrukken, het motief. Hij had het gewoon gedaan. Geen twijfel mogelijk! Was toch even lekker gevoel voor ‘m. Om d’r eens goed mores te leren. Hij was even helemaal de King. Hij had voor één keer geleefd. Maar dat lekkere gevoel was ie wel kwijt geraakt…, daar in die klotecel. Waar ie al een paar uur zat te wachten. En dan wil ie z’n bigshot advocaat, z’n kanon!, en daar kom ik z’n kot in gekropen. Wat moet ie nou met mij! Mr. Jan Hen. Maar ik ben inmiddels door de wol geverfd. Geef ‘m geen kans om te mekkeren. Gooi ‘m gelijk dertig jaar in z’n smoel. Dat ie nog dertig jaar moet brommen als ie niet subiet z’n bek houdt. Da’s het enige waar ’t op aan komt. Dat ze hun bek houden. En dat is gelijk het allermoeilijkste! Ze willen allemaal theater! Ze willen hun rol spelen… Meneer Hak wou ook een mooie rol spelen. Hij was z’n leven lang genegeerd, was nog nooit opgemerkt, gewoon een luis, zoals zo velen…, maar sinds ie z’n wijf had gekliefd, sinds ie d’r eens definitief gepenetreerd had, had ie de glansrol van z’n leven! Wat een show. De rechtbank had ie al gehad. Kansloos natuurlijk. Hoger beroep even kansloos. D’r zat gewoon niets in. Hij had het gewoon gedaan! Had z’n vrouw door vieren gehakt. Groot gelijk natuurlijk. Ze zal ‘m wel een goede reden hebben gegeven. Was vast geen lieverdje geweest. Dat gore kutwijf van ‘m. Opgeruimd staat netjes… Maar hij ontkende! Die eikel wou een mooi stukje theater! Had op tv vast leuke rechtszaken gezien. Van die Amerikaanse. Daar ging ie voor. Dat wou hij ook allemaal wel eens meemaken. Dat ie glashard zou blijven ontkennen, tegen alle bewijzen in!

Dat had ie zich in z’n kop gezet. Van de Prins geen kwaad. Mooie rol. En dan ter zitting d’r nog een schepje bovenop doen. Nog slimmer liegen. Nog roekelozer die rechters in hun smoel vierkant z’n gore kletspraatjes aan de neus hangen…. En met de duurste en beste advocaat aan z’n zijde. Maar nou zit ie met mij opgescheept. Niks glansadvocaat. Niks glansrol… Ik op ‘m inpraten. Dat ie z’n bek moet houden. Zwijgrecht. Maar dat is moeilijker dan je wijf in stukkies hakken. Zwijgen is veel moeiljker. En nog moeilijker als je dat van zo’n advocaatje van Niks moet aannemen. En ik blijf maar op ‘m inpraten dat ie z’n bek moest houden. Dat die grote mond van ‘m twaalf jaar extra betekent. Maar hij wil z’n drama. En hij krijgt z’n drama… De raadkamer van het Hof doet verveeld mee. De dames en heren Raadsheren hebben alles al duizend keer gehoord en gezien. En geroken. Alle hartstochten, alle strontkarren zijn al tientallen jaren door hun rechtszaal getrokken. Ze ruiken die gespeelde walging op kilometers afstand. Ze kotsen er van. Maar vandaag zijn ze in een goede bui. Ze zijn wel in voor ’n geintje. Vinden ’t jammer dat Bram er zelf niet is. Hadden ‘m wel even te grazen willen nemen. Maar met mij kan ’t ook! Ze kunnen mij ook laten pleiten voor schorsing…, wegens een of ander kutsmoesje, omdat z’n dochter moet bevallen, dat schaap, en ze trekken zich terug! Ze gaan raadkameren! Ze gaan ‘ns even lekker smoezen hoe ze me kunnen naaien. Laten ons rustig een kwartiertje wachten. Ik en meneer Hak. Zodat we bijna gaan denken dat ‘r iets in zit, in dat kutverhaal van die spruit van ‘m, die op springen staat, waar opa toch bij moet zijn…  Ik ga er zelf al in geloven. Dat die rechters zich ons voorbeeldige strafrecht ineens zouden herinneren. De onschuldpresumptie… Ik was echt wel even diep gegaan:

Meneer Hak die moest toch ook voor onschuldig worden gehouden? Of niet soms? D’r was toch nog geen definitieve uitspraak? De dames en heren hadden toch niet hun conclusies al getrokken, mocht ik hopen? En meneer Hak, die z’n dochter had ‘m meer dan nodig.
Die meid had niemand meer! Moeder in stukkies gehakt. En dat zwijn dat haar bezoedeld had, waar ze nou de vrucht van moest uitpoepen, dat was de hort op gegaan, daar had ze ook niets aan. Dus mijn cliënt, die drager van de Mensenrechten, die moest toch subiet z’n dochter gaan steunen,… Dus ik begon zelf nog in die schorsing van z’n bewaring te geloven. Ze namen ruim de tijd. Namen vast even een slokkie bocht. We zitten daar in hartje Amsterdam! Honderd kroegen om de hoek…. Komen ze terug, die uitgestreken smoelen. Of ik ook een doktersverklaring kon overleggen.

Alsof ik die zwangerschap en die bevalling, die hele kletskoek van die dochter uit m’n nek had zitten lullen. Die drachtige koe uit m’n duim had gezogen. Natuurlijk had ik geen doktersverklaring. Ik had niet eens een fotootje van d’r! Een kiekje van d’r uitgerekte pruim, dit keer graag zonder pistool er in (dat verhaal komt nog), met een keurige ontsluiting… maar ik had niets. Noppes. Dus meneer Hak droop weer af. Terug naar die naargeestige cel. En wat deed ik daar eigenlijk? Wat zat ik daar eigenlijk te doen, te kletsen! Waarom pleit ik de tranen uit m’n ogen dat die Hak z’n kleinkind mag helpen baren? Is dat dan niet m’n taak? Wat ie ook geflikt heeft? Ik zit niet op die stoel daar tegenover me… Ik ben de rechter niet! Die rechter, die al helemaal murw is. Die ook dat gat is ingedoken…, die alles al heeft gezien en gehoord, die alleen maar gaapt als ik daar bijna van ga stotteren. Heb je weer zo’n advocaatje. Die rechter, die alleen wordt toegejuicht als ie meneer Hak zo lang mogelijk van de straat houdt. Die rechters interesseert ’t geen hol meer! Die willen alleen maar een kruisje achter ’t dossier. Dat ze d’r klaar mee zijn. Die hebben geen behoefte aan m’n onzinnige pleidooi. Had ie maar niet zijn vrouw in stukken moeten hakken. Zo iemand moet gewoon achttien jaar in de hel! Dan is ’r is weer evenwicht. Je mag best je vrouw naar de andere wereld helpen, maar d’r wacht jou ook een andere wereld… Da’s een natuurwet. Maar dat werkt alleen als ‘r ook een tegenmacht is. Ik dus. De advocaat van de duivel, de promotor fideï, de bevorderaar van het geloof in rechtvaardigheid! Dat beloofde ik immers bij m’n eed. Het geloof in eerlijkheid, rechtvaardigheid, in een mens van vlees en bloed. Ook voor die Hak, dat hoopje stront, die moordenaar in z’n onderaardse celletje… Dus ik ben die advocaat van de duivel. Ik pleit voor het absolute kwaad, waar toch ook heel veel goed in zit, want hij had vast een geweldig

Goede reden om d’r in mootjes te hakken. Dat doe je niet voor ’t verzetje. Kom laat ik m’n vrouw ‘ns in mootjes hakken! Zo werkt dat niet. ’t Was geen psychopaat. Ze heeft ‘m natuurlijk twintig jaar lang lopen sarren, lopen uitzuigen. Ze vroeg ‘r om! Daagde ‘m uit, Ze heeft ´m tot waanzin gedreven… Hij heeft d’r uit liefde vermoord! Heeft alleen maar de emotionele balans tussen meneer en mevrouw Hak hersteld. Uit haat voor haar haat van ´m. Het was de liefde… En dat was nog maar m’n eerste kennismaking… M´n nieuwe baas, die jetset figuur, die moest ´r hartelijk een potje om lachen. Dat ik me daar in dat ondergrondse kot druk had lopen maken om die Hak. Vond ie wel ´n bak. Had ie totaal geen last van. Haat… Liefde… Het liet ´m allemaal koud. Nog één keer de NRC van afgelopen weekend: “Uit de chaos van losse momenten destilleren, fantaseren en liegen we een eenduidig verhaal over onszelf en ons leven om door te kunnen.” Dat heb ik niet bedacht, maar mevrouw Marian Donner. Dank u, mevrouw Donner. We zitten allemaal te fantaseren en te liegen. Niemand uitgezonderd. Meneer Hak, Bram, ik, … we zijn als de dood voor die chaos, en dus destilleren we!, wodka of een kletsverhaal!, helpt allebei goed…. Maar dan heb ik toch liever dat verhaal van die Hak, die uit liefde moordde, die gewoon emotioneel wat te vereffenen had met z’n wijf, dan die penose, die ’t beroepsmatig doet… Die zich professioneel op z’n zwijgrecht beroept, keihard z’n bek houdt, die totaal geen verhaal nodig heeft. Want je hebt een stuk minder last van die chaos, als je er handig gebruik van maakt…, als je de poen van ’n ander gewoon inpikt, als je ‘m gewoon omlegt. Wat nou chaos! We liquideren die chaos, Da´s pas destilleren! Ze destilleren blauwe bonen voor je. Ze hebben geen verhaal meer nodig. Dan raak je snel uitgeluld… De zware penose liet ´m toch niet zo koud. Bram had die ogen ook wel gezien, die dwars door ‘m Heen keken. Bram was eigenlijk best bang voor die gasten. Maar wat moest ie? Z’n hele kantoor draaide erop. Z’n hele imago was toch dat ie zo’n bikkel was! Dat ie de zwaarste zware jongens in z’n handpalm hield! Dat ie met ze speelde! Een potje ik zie ik zie, wat jij niet ziet… Maar de kleur was asgrauw. Recht uit de hel. ’t Zat ‘m niet lekker. Ze hadden op z’n kantoor een bespreking bedacht. Of bespreking… eerder een keiharde bedreiging. Een paar echte criminelen met een witwasfiguur uit de bovenwereld. Dat liep een beetje uit de hand. Zwaaiden ze daar met pistolen op Bram z’n kantoor.

Bram wil niet dood… Bram wil het spel wel spelen. Tuurlijk. Een leuk dansje met de president van een bananenrepubliek. Dikke pret in de zittingszaal. Allemaal prima. Allemaal leuk lucratief. Zolang ie maar niet op z’n eigen kantoor in die dode ogen hoeft te kijken. Maar dat kan dus niet. Als je dikke poen van de penose pakt…. Dan is het geen zwijgrecht meer, van die penose…, da’s dan zwijgplicht. Omerta. Da’s de onderwereld van de sprakeloze advocaat. Waar niets meer te zeggen valt, niets meer te destilleren is, waar alle chaos is overwonnen, niet met wodka, niet met kletsverhalen, niet met moord uit liefde, maar gewoon omdat ie z’n bek moet houden. Bram net zo goed. Zodat die penose ‘m niet nog banger kan maken en ‘m blijft betalen. Wat dus niets meer met het recht heeft te maken. Want tante Themis is niet bang. Ook niet voor ’n blaffer in d’r kut. Dat verhaal komt dan nu. Klokje noemden we hem. Meneer Klokje. Ripdealer van beroep. Dat je zowel de poen als de dope inpikt. Z’n dikke arm hing vol Rolexen. Woog minstens 280 kilo die gast. Wat een varken. Verplaatste zich eens per jaar in een schip van een auto. Altijd met twee louche lijfwachten erbij. Die weken niet van z’n zijde. Maar verder bleef ie thuis. Hij hield niet van reizen. Was er te log voor. En te bang. Dat krijg je van dat vak. Oog om oog nietwaar? Vandaar die lijfwachten… Klokje had een lief kindje van drie. Verwekt bij een hoer. Hij woonde in een vesting van een huis bij de Loosdrechtse plassen. Hoge muren rond de tuin, twintig camera’s… en dat dochtertje er achter. Met die hoer. Die voelde zich daar op zeker moment minder prettig bij. Voelde zich gevangen, een gijzelaar. Maar Klokje hield de boel potdicht. Ze mocht nooit eens ergens heen. Niet eens naar de bakker. Niet eens even zwemmen in de Loosdrechtse plas. Klokje was veel te bang voor wraak van bestolen criminelen. Zat de godganse dag op die cameraschermen te turen…. Wist die meid toch ineens de benen te nemen. Ach, dat boeide ‘m eigenlijk niet. Toch maar een hoer. Maar toen begon ze d’r kindje op te eisen bij de rechtbank. Kreeg ie een dagvaarding! Had ie nog nooit gezien! Totale paniek. Klokje zag de bui al hangen. En terecht! Wat moest zo’n klein kindje in dat penozehol, in dat fort. Natuurlijk zou de rechter z’n dochtertje als de wiedeweerga aan die hoer toewijzen. Dus hij schakelt Bram in. Ik dus. Ik naar dat fort. Ik wist toen nog niets van dat familiedrama. Alleen dat Bram er geen trek in had. Werd ik eerst zelf bedreigd. Hij wou eerst wel eens weten wat voor vlees ie in de kuip had. Of ik een bange schijterd was. Ze zaten me met getrokken pistool op te wachten. Klokje met z’n lijfwachten. Ik schiet je zo dood zei ie. Ik kijk hem alleen maar aan. Ik schiet je zo dood! Geloof je me soms niet! Natuurlijk geloof ik hem. Ik geloof alles. Afijn, ik weet de proef te doorstaan. Komt ie met dat verhaal over die hoer die z’n koter wil inpikken. Toont me een fotootje. Niet van z’n schatje. Van die hoer. Close-up.

Heel close-up. Met een blaffer in d’r kut. Dat moest ik maar aan de rechter laten zien, die foto. Beelden zeggen meer dan woorden, wist ie. Dat de rechter ook maar goed wist wat voor vlees ie in de kuip had! Ik zeg alles toe. Ja hoor! Ik zwaai wel met dat leuke kiekje voor de neus van tante Themis. Gewonnen zaak, kan niet stuk toch! Maar gaat u wel een flinke duit kosten… Dat was uiteraard geen probleem. Ik krijg zo dertig ruggen in een plastic zak mee. Ik weer naar Amsterdam. Ik schat zo in dat Bram nergens van weet en leg alvast vijf ruggen in m’n dashboardkastje. Ik moest al dat kutwerk opknappen dus d’r mag heus wel eens wat voor mij afgeroomd. Kom ik met die overige vijf stapeltjes op kantoor.Roep tegen de secretaresse dat Bram snel op m’n kamer moet komen. Waarom dan wil ze weten. Ze wil altijd alles weten die snol… Ik zeg niks. Snel godverdomme. Komt ie op m’n kamer. Ziet ie die zak met poen. Wie weet dat, vraagt ie me. Niemand. Ook die snol niet. Ik heb ‘m nog nooit zo snel zien handelen. Alsof de duivel ‘m op de hielen zat. Vier pakjes van vijf ruggen verdwijnen subiet in m’n dossierkasten. En de vijfde geeft ie aan mij. Zodat ie zeker weet dat ik m’n bek hou. Tegenover z’n vader uiteraard en z’n broers. Wie anders? Hij belazert z’n eigen bloed. Vroeg eerder nog aan me of ie bij mij kon onderduiken in de oorlog, maar naait zelf z’n eigen familie. Naait z’n eigen wijf met hoeveel andere wijven! Een bloedmooie advocate die vrouw van ‘m, maar hij heeft nooit genoeg. Hij moet ‘m overal instoppen. Liefst anaal. Weet ik allemaal. Ik was allang z’n vertrouweling. Kreeg allang tot vervelens toe al z’n obsessieve rukgebaartjes toegeslingerd, zodra een secretaresse of een ander jong ding in rokje langsliep. Hij selecteerde z’n secretaresses op de omvang van hun tepels. Als die er maar goed doorheen priemden… over meer kwaliteiten hoefden ze niet te beschikken. Allemaal tot daar aan toe, maar om nou je bloedeigen broers en vader te naaien… Voor een luizige vijftienduizend. Terwijl de poen toch al binnenstroomde. Dat opende m’n ogen. Volgende keer naait ie mij. Kan niet anders. Dus mijn tijd zat er wel weer op, op dat fraaie kantoor… Maar eerst nog Klokje. Die wou waar voor z’n geld. Dus die foto… daar kwam ik niet onderuit. Ik wou geen lood in m’n anus, maar wou ook de rechter niet shockeren, dus droeg ‘m op om dan zelf maar die foto te tonen. Nou, die rechter had alles al wel gezien, dacht ie, maar z’n schattig kiekje uit het familiealbum was toch ook voor hem even slikken. Hij keek me aan of ik die prent zelf geschoten had! Ik grinnikte maar wat. Beelden zeggen meer dan woorden toch? Klokje was tevreden. Helemaal in z’n nopjes. De moeder ging liever een schikking aan op de gang, na dat theaterstukje. De kleuter mocht bij hem blijven! Hij bood zelfs aan me persoonlijk naar huis te rijden.

Kon ie gelijk zien waar ik woonde. Wel zo handig… Ik gaf geen krimp. Nodigde ‘m nog uit voor een kopje thee met m’n vrouw. Maar daar paste hij toch voor. D’r was toch nog iets van fatsoen in hem achter gebleven…
Maar dat beeld van die vliegensvlugge Bram die de poen verstopte zat me flink hoog. Ik moest dan toch maar weer opnieuw op zoek. Een ander kantoor. Maar waar dan? Ergens in de provincie? Weer de boer op om kutzaken binnen te hengelen? Weer die varkenstrog? Ik was ten einde raad. Deed nog een gooi naar de rechterlijke macht. Na twaalf jaar toga moest dat toch geen probleem zijn. Alle advocaten die het niet tot partner schoppen mogen meedoen. Mogen rechtertje spelen. Mag al na zeven jaar. Dus ik naar Den Haag, Paleis van Justitie. Nou… kansloos. Die selectiecommissie kotste me direct uit. Van dat kantoor? Komt u van dat kutkantoor van die Bram? Ze hoefden niks meer te weten. M’n fraaie psychologische testresultaten interesseerden ze geen hout. Opgesodemieterd. We nemen hier geen halve penoze aan meneer. Daar kon ik het mee doen. Dus ik zag mezelf al zelf een lullig kantoortje inrichten. Zag mezelf al als kostendeler bij twee of drie aan lager wal geraakte eenpitters naar pro deo zaken hengelen… Maar God was me genadig. Precies op het moment dat ik uit wanhoop m’n baan opzeg hebben de banken en verzekeraars zomaar een ervaren advocaat privaatrecht nodig. Eentje die minstens twee stagiaires kan opleiden. Ik werd binnen een dag aangenomen. Niks psychologische test. M’n twaalf jaar ervaring op papier was meer dan genoeg. Ik kreeg gewoon het loon dat ik vroeg. Plus emolumenten. Wist ik veel! Ik voelde niet eens nattigheid. Dacht dat ze echt om een goede advocaat zaten te springen. Nou… daar ging het ze helemaal niet om. Integendeel….

Hoofdstuk 7: Rust uitstralen.

Zit ik ineens op een kantoor tussen 300 juristen. Ploeteren allemaal voor de banken en verzekeraars. D’r waren naast mij nog vier andere advocaten. De rest alleen maar afgestudeerd. Weet u natuurlijk niet, maar je wordt niet zomaar advocaat. Kost je drie jaar extra ploeteren, opnieuw het klasje, zware examens, en evengoed door buffelen en omzet draaien onder toezicht van een patroon. En last but not least: je kan zo van het tableau worden geschrapt. Daar weet Bram M. inmiddels alles van. Hebben die juristen geen last van. Die kunnen gerust aanklooien wat ze willen. Klachten komen toch ergens anders terecht. Bij hun manager. Nou, die lust daar wel pap van. Die is reuze handig in het omlullen van klachten. Maar bij mij komen de klachten op het bordje van de Deken, bij de Raad van Discipline. Elke misser kan me m’n toga kosten. Afijn, ik zat goed dacht ik. Ik werk daar voor verzekerden. Er zijn in Nederland 9 miljoen mensen verzekerd van rechtsbijstand. Voor een habbekrats. Zestien euro per maand. Verzekerd van juridische bijstand. Ha ha. Verzekerd van juridische tegenstand! Maar dat wist ik toen alle maal nog niet. Ik was allang blij dat ik gewoon m’n inhoudelijke werk kon doen, zonder daarvoor de boer op te moeten, zonder daarvoor kletsverhalen te hoeven oplepelen, de toffe gast te spelen. De zaken kwamen vanzelf uit heel Nederland naar ons toe. Bij dozijnen per dag! Ik deed vooral arbeidsrecht. De ene ontslagzaak na de andere. D’r kwam geen einde aan… Alleen raar dat ons kantoor was ingedeeld naar regio’s van tussenpersonen van schadeverzekeraars. Wist ik veel. Ook raar dat soms brieven naar die gasten gekopiëerd werden.

Hetwaren mijn zaken niet. Dat ging al decennia op die manier. Die tussenpersonen hielpen gewoon een beetje mee, en wij hielpen hun een beetje mee, zodat iedereen weer blij was. Ze hielden onze juristen een beetje in de gaten, stopten ze wat peper in de reet als de verzekerde ging klagen, en ze verkochten immers onze polissen, voor onze rechtsbijstand! Dus of ik poeslief wou blijven tegen die gasten… Die dus stiekem mee gluurden in juridische adviezen aan letselcliënten. Wist ik nog niet.

Dus ik zou een functioneringsgesprek hebben. Had ik wel ‘ns iets van gelezen. Kwam je ook wel in uitspraken van rechters tegen, dat ‘r geen functioneringsgesprek was gevoerd. Nou… dan kon die werkgever ’t wel schudden. Zo veel was me wel duidelijk. Maar ik had er zelf nog nooit een gehad. Was nooit nodig geweest. Zolang de omzet maar goed was, waren de advocatenkantoren reuzeblij. Wat wisten die van “functionering”? Ik wist er zelf ook niets van. Afijn, ik kon me er toch wel wat bij voorstellen. Of je ’n beetje lekker in je vel zat. Ja hoor. Of je lekker meedraaide in het team.

Meedraaien. Ook zo’n term. Lekker vaag. Je hoeft ‘r alleen maar ja op te zeggen. Draai je een beetje mee? Tuurlijk. Fijn team! En dan wordt er zo’n rijtje competenties afgewerkt. Of je wel kan communiceren. En dat dan in een vijfpunts schaal. IJver en vlijt. Ook in ’n schaal. Meten is weten, nietwaar? Dus d’r worden allemaal kruisjes in dat formulier gezet. Peter deed ’t ook maar omdat ’t nou eenmaal moest. Hij was zelf nog niet zolang teammanager. Net ’n jaartje bezig. Hij was altijd letselschadejurist geweest. Het laagste van het laagste. Zeg maar gerust: veredelde postbode. Want veel meer dan brieven doorsturen zat ‘r niet bij voor die letseljuristen. De medisch adviseur van de tegenpartij zond ons de bijgaande brief toe. Toe maar. Allerlei ingewikkelde termen in ambtelijke taal. Heeft de cliënt misschien zelf iets op te merken? Die is alleen maar met stomheid geslagen.

Drie maanden later: onze eigen adviseur zendt ons een reactie… Ik houd u op de hoogte van nadere ontwikkelingen. Ja heus, nadere ontwikkelingen. Dat rolt makkelijk je pen uit, maar d’r waren helemaal geen ontwikkelingen. Jarenlang niet. D’r zat totaal geen schot in, en dat was ook niet de bedoeling. Pappen en nathouden was de bedoeling! Murw maken die cliënt, zodat ie uiteindelijk eieren voor z’n geld kiest en zich met een kluitje in het riet laat sturen. Als puntje bij paaltje kwam, als er na meer dan drie jaar briefjes heen en weer sturen eindelijk ‘ns echt onderhandeld moest worden, werd Peter, onze postbode, snel van het dossier gehaald. Ging dat dossier naar de externe regelaar. Die gaf er dan even ’n korte klap op. Als die cliënt net zo lang was murw gebeukt met niet te volgen juridische teksten of met wachten en nog eens wachten tot ‘r eens wat zou gebeuren, tot er eindelijk eens poen op tafel zou komen, als die cliënt zich al wou opknopen van de ellende van al dat wachten, dan was ie eindelijk zover om een voorstel te ontvangen. Voornamelijk in het belang van de tegenpartij allemaal. Heus, onze letselcliënten werden gewoon keihard genaaid door hun eigen juristen, door het systeem waarin die juristen gevangen zaten… Kom ik nog op terug. Maar wist ik toen veel. Ik zat op ’n andere afdeling, ik zat op arbeid, en had totaal geen idee van die schandelijke toestanden daar op letsel. Ik moest rust uitstralen. Dat was de boodschap van m’n manager.

Ik deed dus arbeidsrecht. Ik was “specialist” arbeidsrecht. Na twaalf jaar advocatuur kon dat toch niet anders! De gasten die me aannamen geloofden het direct. Ik hoefde niets te bewijzen. Ik hoefde geen psychologische test. Geen enkele test. Ze vroegen me niet eens hoe of het zat met bijvoorbeeld een “kennelijk onredelijk” ontslag. Of een “uitgewerkt” concurrentiebeding. Nergens voor nodig. Twaalf jaar advocaat was ik, dus ze hadden honderd procent het volste vertrouwen in m’n ervaring en capaciteiten. Het loon dat ik wou: geen enkel probleem. Ik stond in een half uurtje weer buiten met een getekend contract op zak! Ik kon ’t bijna niet geloven. Wie zei daar dat de wereld vol wantrouwen zat… Later begreep ik dat ze me vooral nodig hadden als patroon. Ze wilden hun eigen juristen tot advocaat laten beëdigen maar dan heb je dus patroons nodig: advocaten met minstens zeven jaar ervaring. Die moesten dus nog even worden binnengehaald. Vandaar die rode loper en dat grenzeloze vertrouwen in m’n kunnen. Maar dat had ik dus pas enige maanden later door. Voorlopig stond ik paf en kneep ik ‘m toch ook wel ’n beetje. Arbeidsrecht. Oké, ik had wel eens een ontslagzaak gedaan. Maar ik was tweemaal goed tegen de lamp gelopen. Zat ik ‘r helemaal naast.

Was eens nog compleet onbekend met loondoorbetaling bij ziekte. Dat dat inmiddels twee jaar ellende betekende voor een werkgever. Was altijd een paar weekjes geweest waarna UWV ging schuiven. Liep ik zomaar tegen de lamp met een verzekerd werkgevertje. Klacht aan m’n broek. Dat loste Peter gelukkig handig op, met z’n standaard kletspraatjes. Afijn, dus ik wist al snel vooral hoe weinig ik ervan wist. Ik nog een paar avondjes in een handboek gedoken. Niet eens zo lang. Ik geloofde ’t wel. Als zij zoveel vertrouwen in me hadden, waarom ik zelf dan niet? Ik zou wel zien. Als zich een nieuw probleem ging aandienen, zou ik ’t heus wel weten op te lossen. En ik zou die oplossing heus niet coûte que coûte binnen een half uurtje op tafel moeten leggen. Dus wat zou ik me zorgen maken?

Ik moest vooral rust uitstralen. Peter keek me ‘ns doordringend aan. We hadden net dat formulier met al die competenties afgewerkt. Als ik maar rust uitstraalde. Dat was m’n belangrijkste functie, begreep ik. Me nergens druk om maken. Alsof ie het voorvoelde… Alsof hij langs parapsychologische weg al voelde hoe ik na een jaar of acht de grootste paniek in de tent zou veroorzaken. Hoe ik alle stoelen van de bovenbazen zou doen wankelen… Maar voorlopig wisten we nog van niets op dat vlak en gaf ik ‘m groot gelijk. Wat zou ik me druk maken? Ik had niets om me druk over te maken. Alles liep gesmeerd! Alles was perfect. Ik had ’n goeie baan, goeie poen, aardig werk, aardige collega’s, waardering, en een constante stroom cliënten. Ik hoefde er niet voor de markt op. Ik hoefde er niet voor de kroeg in. Ze kwamen gewoon in een onafgebroken stroom van ontslagzaken en loonvorderingen op me af. Vanuit heel Nederland. En ik hoefde er heus niet meer dan een ander te verwerken. Twee of drie nieuwe zaken per week. Heel schappelijk. Dat werden er later drie of vier, maar dat was nog steeds geen probleem voor me. Dus ik straalde die rust wel uit. Ik was een baken van rust. Na een maand of wat vroeg ik Peter nog: wat doen die assurantietussenpersonen hier? Ik vond het maar raar, die gasten. Wat hadden verzekeringstussenpersonen nou helemaal met de juridische bijstand te maken? Die konden de boel enkel de verkeerde kant opsturen met hun kletspraatjes en verkooppraatjes. Maar Peter bleef rustig en zei dat ’t heus wel goed zat en dat ik me er niet druk over moest maken, en ik geloofde hem. Ik wou ‘m ook graag geloven.

Na Peter kwam Fred en na Fred kwam Ginette. En ergens onderweg ben ik die rust kwijt geraakt. Of misschien juist het tegendeel: ben ik onderweg te rustig geworden. Ben ik me zo stierlijk gaan vervelen dat de bom wel moest barsten. Maar voorlopig is dat nog niet het geval. Laat ik niet te snel op de zaken vooruit lopen… Ik verveelde me dood. Tussen alle hectiek door! Als advocaat leef je nu eenmaal in hectiek. D’r is altijd wat. Altijd ruzie, gevecht, emotie, teleurstelling, woede. Dus je bent altijd op je hoede en je adrenaline vloeit standaard door je aderen. Vandaar dat belang om rust uit te stralen. Maar na al die talloze ontslagzaken en loonvorderingen en ziekteverzuimen, dat komen en gaan van klein leed, van onnodig leed, van menselijke onzin, en al dat geworstel, en wat dat met m’n eigen emoties deed, dat meeleven en weer afhaken, na al dat gedoe en midden in al dat gedoe… verveelde ik me dood! Hoe was dat mogelijk? Misschien is verveling niet het juiste woord, of is het een gevolg van een daarachter verborgen liggende houding. Misschien wel m’n onvermogen om me werkelijk met anderen te verbinden? Ik speculeer maar wat. Wie kent zichzelf? Maar al dat geruzie waar ik m’n brood mee verdiende gaf me te weinig voldoening en inspiratie. Na vier of vijf jaar arbeidsrecht, na zestien, zeventien jaar advocatuur, kwam het me allemaal goed de strot uit. En alle boekenwijsheid en godsdienst en esoterie hielp daar geen moer aan. Hoe ik me ook inbeeldde te onthechten. Dus ik begon weer steviger te drinken en wie weet ook weer vaker te blowen. Want zo gaan die dingen. Tot m’n vrouw weer eens goed aan de bel trok. Dat ’t zo niet langer ging. Dat ze liever alleen is dan met zo’n dronken of stronken lor op de bank. En natuurlijk had ze groot gelijk. 

Dus ik had iets nodig dat me weer kon inspireren. Ben ik een coaching cursus gaan volgen. Elke zaterdag en flink wat boeken over psychologie en counseling. Een coach, dat is iemand die een ander, die het allemaal ook niet meer weet, denkt te kunnen helpen om zelf te bedenken hoe die daarmee verder kan. Hartstikke leuk. Dat je een ander kan helpen. Op mentaal of psychisch vlak dus.

Kon ik ook meenemen in m’n werk. Ging ik die cliënten coachend benaderen. De tegenpartij net zo goed. Dat werkte heel aardig. Dat gaf een soort impuls, een aardige draai aan m’n dagelijkse routine. De vrede stichtende advocaat. Wat ik mezelf al niet wist wijs te maken! Ze willen allemaal alleen maar winnen. Luisteren is er niet bij. Niet naar mij en niet naar de tegenpartij. In de advocatuur valt vrijwel niets te coachen. Ik heb er nog even over gedacht om van beroep te wisselen. Om de advocatuur eraan te geven en een echte coach te worden. Maar daar kwam ik al snel van terug. Je eigen toko starten en vanaf de grond, met helemaal niets beginnen… Geen klanten, geen ervaring, geen spaargeld… Dat kon maar beter een droom blijven, dacht ik zo. Dat ging me nooit of te nimmer, maar zeker de eerste jaren niet een inkomen opleveren dat in de buurt zou komen van wat ik gewend was. En dus nodig had. Want zo gaan die dingen. Je hebt een inkomen en je vaste lasten schuiven er zo pal tegen aan. Wat je ook verdient, het raakt altijd op. Elke maand opnieuw.

Dat is het neoliberalisme. De nieuwe vrijheid: zoveel mogelijk lenen en rente betalen. Je woont dan wel in het centrum van Amsterdam, op ’n geweldige wereldplek, in een prachtig huis, maar dat heeft dus een prijs. En die prijs is je vaste inkomen, je vaste baan. Je mooie positie als advocaat arbeidsrecht. Wat je altijd had willen worden. Je hebt ‘t gemaakt, je hebt bereikt wat je wilde… Maar ik sleepte mezelf elke dag naar Zoetermeer, naar dat kantoor en ik voelde me er weinig gelukkig en wist met mezelf geen raad meer. Want vrede stichten, dat was natuurlijk lariekoek. Wie wou er nou vrede? Gelijk wilden ze. En poen! Zoveel mogelijk. En een advocaat die voor ze knokte. Een pitbull. Dus dat coaching was vooral een verhaal aan mezelf. Een verhaal waarmee ik die eeuwige ruzies een plekje dacht te geven. Waarmee ik die verveling kon verdrijven, omdat ik weer een nieuwe betekenis aan m’n rol als prijsvechter dacht te kunnen geven. Maar als je er wat langer bij stil stond, was al dat coachen een fata morgana.

Dus toen was ik weer terug bij af. Enkel weer een illusie armer… Inmiddels hadden we zo’n dertig advocaten op dat kantoor. Ze hadden flink wat juristen opgeleid om een toga te dragen. En inmiddels begreep ik ook waarom: de verzekerden hadden wettelijk het recht op vrije advocaatkeuze! Nou ja…. niet te vrij natuurlijk. We moesten de kikkers wel in de kruiwagen zien te houden. Dat niet iedereen met die vrijheid voor Bram M. zou kiezen zogezegd. Maar met enig oefenen was het niet zo moeilijk om ze een schijnkeuze te bieden, om ze het gevoel van een vrije keuze te geven en ze zo aan ons kantoor te binden. Dat ze dus wel voor ons bleven kiezen. Wij advocaten in loondienst, in dienst van diezelfde grote banken en verzekeraars. Maar ik loop alweer op de zaken vooruit. Dat gevecht om vrije advocaatkeuze komt pas jaren later, na m’n ontslag! Eerst ging ik nog een robbertje vechten met Rob, m’n directeur, over onafhankelijkheid en geheimhouding. Ja ja! Je zou toch denken dat er in gidsland Nederland allang onafhankelijkheid van advocaten en juristen bestaat en dat die gasten de geheimen van hun cliënten ook heus geheim zouden houden. Niet dus. Integendeel. Van m’n verveling met arbeidsrechtdossiers zou allengs weinig overblijven. Toen ik gaandeweg door kreeg hoe alle banken en verzekeraars de boel om te tuin bleken te leiden… hoe die hele juridische bijstand aan verzekerden gewoon keiharde tegenstand bleek te zijn, georganiseerde tegenstand onder het mom van bijstand… was er van m’n verveling weinig meer over.

Een collega op de afdeling letselschade, ook een kampioen rust uitstralen, deed ineens een boekje open tijdens de lunch. Arbeidsrecht was niet zo’n probleem, maar dan letselschade! Dat was toch wel waar alles om bleek te draaien. De veredelde postbodes dus, die nooit wat anders mochten doen dan briefjes doorsturen. Ze mochten vooral niet procederen voor hun cliënten. Dus hij legt het me eens uit. Die hele rechtsbijstandverzekering was een grote farce. Die rechtsbijstandverzekering was juist bedacht om de letselschade slachtoffers van advocaten af te houden. Die verzekering was nota bene opgericht door de schadeverzekeraars, die geldbergen, die forse schade moeten uitkeren aan de slachtoffers van een ongeval. Al die rechtsbijstandjuristen zijn gewoon in eigendom en aan de leiband van de schadeverekeraars, worden betaald door de tegenpartij! Wie betaalt bepaalt, niet waar! Dus zo lang mogelijk de schijn ophouden en zolang mogelijk traineren. Daar draaide ‘t allemaal

om. Het was een grote gore schijntoestand. Die slachtoffers konden toch geen kant meer op. Die zaten met handen en voeten gebonden aan hun juristen, die geen flikker voor ze deden. Gingen ze naar een advocaat, dan werd het dossier gesloten! Zo haalden ze makkelijk hun target van zo’n tweehonderd afgelegde dossiers per jaar. Die juristen werden volgestopt met dossiers en atv dagen en idiote targets, allemaal in de hoop dat ze hun verzekerden zo lang mogelijk aan het lijntje wisten te houden. Dan wel wisten te lozen, uit wanhoop en ongeduld, omdat die slachtoffers in alles werden tegengewerkt in plaats van dat ze nou eens doortastende procesbijstand kregen. Dat die cliënten die gedwongen winkelnering bij de inhuis-juristen, die maar wat aanklooiden en doorschoven, zo zat waren dat die naar een echte advocaat liepen. Dan konden ze het dossier dus afleggen.

Was ik even blij met m’n arbeidsrecht. Dat ik niet voor letsel had gekozen. Nou… ben ik dan mijn broeders hoeder? Wat ging mij het aan? Ik mocht wel procederen hoor. Ontslagzaken boeiden ze niet, die schadeverzekeraars. Als ik won betaalde iemand anders toch. Dan betaalde de een of andere werkgever, die zich toch niet kon verzekereren tegen een ontslagvergoeding of loondoorbetaling. Dat boeide dus niemand. Maar letselschade… dat moesten de bazen van onze bazen uiteindelijk schuiven, die schadevergoedingen. Daar hadden ze uiteraard weinig zin in. Het was helemaal niet de bedoeling dat onze juristen doortastend zouden optreden. Dus daar wrong de schoen flink. Ik had met ‘m te doen, met die collega die een boekje open deed en z’n hart eens bij me luchtte. Ik kreeg toch wel een brok in m’n keel. Ik was dan toch maar op een plek beland waar honderduizenden gedupeerden nog eens extra werden genaaid, door hun eigen raadsman, die hen bezwoer enkel in hun belang te handelen, maar ondertussen niets mocht of deed…

Kreeg ik nog onafhankelijk van elkaar twee tussenpersonen als cliënt. Die gasten waren in loondienst bij RVS. Waren dus totale eigendom van die verzekeraar. Die zowel rechtsbijstand als schade verzekerde. Die dus een Chinese Muur tussen beide branches moest instellen. Die dus niet mochten meespieken in de juridische dossiers. Maar ze vertelden me doodleuk hoe dat al jaren in z’n werk ging, zogenaamd voor de kwaliteitscontrole op hun werk. Dan kwam hun regiomanager van de schade afdeling even wat kopietjes maken, van zaken waar die dus wettelijk geen kennis van mocht krijgen. M’n maag draaide ervan om. Ook hier was dus alles Hermes wat de klok sloeg. Alles wordt weer eens door de poen bepaald. Ook hier een dieven mentaliteit. Kooplieden in de tempel van tante Themis. En ik die stronthoop daar nog legitimeren met mijn toga. D’r werkt een advocaat dus het zal daar heus wel deugen. Maar wat moest ik zeggen? Wat had het voor zin om deze of gene cliënt tegen z’n tussenpersoon te waarschuwen. Dat het een rat was, dat ie door ‘m genaaid werd.

Kreeg ik iedereen over me heen. Die tussenpersoon, m’n manager, diens manager… Straalde ik bepaald geen rust mee uit, met dat soort waarschuwingen aan m’n cliënt. Die mij nu ook nog eens begon te wantrouwen, want er werd van allerlei kanten op ‘m ingepraat dat ik niet goed snik was. Ik kon me beter wat gedeisd houden. Zoals iedereen die wel wist hoe het zat. Iedereen daar had wel een hypotheek en studerende kinderen… Dat mooie baantje als jurist, waarbij je zelf niet de boer hoeft het nu eenmaal slecht af.

Hoofdstuk 8: Wie de klok luidt.

Daar zit ik dan. Ik moest zo nodig de klok luiden. Ik moest me zo nodig laten gelden en in verzet komen. Wat was er nou helemaal aan de hand?
Rob, onze directeur, vond het ineens nodig om iedereen in zogenoemde belcirkels te plaatsen. Alle telefoontjes zouden dan over de afdeling verspreid worden, als iemand in gesprek was of de telefoon niet snel genoeg opnam. Dat was natuurlijk tegen ieders zere been. Een verandering! Veranderingen zijn nooit leuk. Bovendien vreesden we meer controle van boven. Een verdere aantasting van onze vrijheid om de telefoon gewoon even niet op te nemen als we daar geen trek in hadden of even een sigaretje aan het roken waren. En bellende tussenpersonen konden dan zomaar in mijn dossiers, zonder dat ik het wist. Afijn, iedereen protesteren, zogenaamd dan. Dus bij de eigen chef die er ook niets aan kon doen en vooral bij elkaar mopperen en afgeven op die klotedirecteur. Maar echt in opstand komen. Natuurlijk niet. Ze keken wel uit. De ondernemingsraad zou dat wel aankaarten en we moesten maar gewoon even meebewegen. Wat dreef mij? Wat maakte dat ik de kont zo tegen de krib gooide? Ik ging bestanden wissen en stuurde een boze e-mail naar Rob, de grote baas. Jan, collega en oude rot waarschuwde me nog, en anderen ook: je kop gaat er af! Hou je koest. Maar iets in mij lag op ramkoers. Waarom? Wat? Wat moest er nou zo nodig in opstand komen in me? Ik had een mooie baan. Mooi salaris en vast vooruitzicht op nog 15 jaar geregelde poen tot m’n pensioen. Het werk deed ik toch met redelijk gemak. Wat wou ik nog meer? Ik was binnen! Ik had aanzien, een mooie functie. Geld.

Maar ik zette desondanks een volgende stap. Ik ging eens goed uitzoeken wat er nu eigenlijk juridisch aan de hand was… en stuitte natuurlijk op de wet en een Europese richtlijn. En die zeiden dat het helemaal fout zat bij ons. Dus dat moest ik zo nodig in z’n smoel gooien bij die Rob. Dat we helemaal fout zaten. Dat ’t moest stoppen met die tussenpersonen. Met die zogenaamde stakeholders van ons. Dat we de boel geheim moesten houden en dat we onafhankelijk moesten zijn. Dat we de intimiteiten van onze cliënten niet doodleuk over de schutting mochten gooien richting de tegenpartij, richting de schadeverzekeraars en dat we onafhankelijk van die banken en verzekeraars netjes ons werk moesten doen en gewoon moesten procederen als dat nodig was in plaats van de boel maar traineren. Was dat ethiek? Vast wel. Kwam er vast ook wel bij. Maar toch ook wel een hele grote dosis roekeloosheid. En boosheid. Waarom was ik zo boos? Ze poetsten wat vlekjes weg – kwamen met een nieuw machtigingsformuliertje voor de cliënten – en Gerrard, m’n advocaat vroeg: is ’t zo niet genoeg dan? Wanneer is ’t genoeg? En ik maar doorgaan. Het was niet genoeg nee. Ook de advocatenorde erbij gehaald. Die gasten met hun erebaantjes. Ze schrokken zich een hoedje. Onafhankelijkheid? Waar had ik het over? Die confreres in hun toezichtbaantje waren zelf aan hun multinational-cliënten vastgeketend. Dus ik moest het maar uitzoeken zelf.

Dus ik draag die Rob voor ontslag voor! Mijn eigen directeur. Dikke Deur over 300 juristen enadvocaten en 150 anderen, die weet ik veel wat voor taken uitvoerden. Verzoekschrift bij derechtbank Den Haag ingediend. Hupsakee. Ontslaan die directeur! Welke werknemer heeft ooit zijn eigen directeur ontslagen? Nou… never hoor mensen. Is nooit iemand gelukt. Maar mij dus wel. Uiteraard speelde ik het niet op de man. Ik zeg tegen die rechters: die Rob is een prima gast, fijne vent. Maar hij moet wel doen wat ik zeg, wat de wet zegt. Dus graag een voorwaardelijk ontslag heren rechters. Onder voorwaarde dat ie me bijft negeren stuurt u ‘m maar de laan uit. En ja hoor! Ik win op vrijwel alle punten! Dat proces duurde wel meer dan een half jaar… Ze hadden nota bene speciale rechters van de Hoge Raad laten neerdalen om dat fraaie verzoekschrift van me te behandelen. In een meervoudige kamer, dus met drie rechters. En die uitspraak liet maar op zich wachten. Ondertussen moest ik gewoon m’n werk blijven doen uiteraard. Terwijl de directeur en z’n managementteam m’n bloed wel konden drinken. En niemand van m’n collega’s me dorst te steunen. Ik werd maandenlang met de nek aangekeken. Persona non grata. Ze vonden allemaal dat ik maar een opgeblazen ego had. Ik was enkel uit op persoonlijke roem, vonden ze. Ten koste van de goede naam van ons kantoor. Ten koste van de goede naam van de banken en verzekeraars. En kansloos uiteraard. Bijna iedereen vond het een kansloze aktie van me. En die enkeling die nog wel brood zag in m’n ontslagprocedure tegen die Dikke Deur scheet peultjes. Die was als de dood dat ik de hele rechtsbijstandverzekering om zeep hielp. Bang voor z’n eigen hachie. Dus iedereen meed me daar als de pest. Een melaatse. Blijf dan maar eens vrolijk je werk doen. Blijf dan maar eens rust uitstralen…

Op de rechtszitting hief Rob nog z’n handen ten hemel. Dat was toch wel eerlijk van hem, moest ik erkennen. “Onafhankelijkheid!”, riep ie de rechters toe: “Onafhankelijkheid bestaat helemaal niet. Iedereen in de branche is immers met handen en voeten aan de schadeverzekeraars gebonden! Of ze het beseffen of niet.” Dat vond ik heus heel oprecht van ‘m. Maar ook dom, die eerlijkheid. Want dat was uiteraard vloeken in de kerk. Dat kon zijn dure advocaat van het grootste advocatenkantoor van Nederland niet meer rechtbreien. Wat zijn dat dan voor kooplieden in de tempel van tante Themis! Dat konden die rechters uiteraard niet zomaar laten lopen. Die Chinese Muur, dat stond nu eenmaal in de wet. En ik bepleitte hartstochtelijk dat niemand zomaar advocaatje mag spelen in dit land. Dat je je dan aan de gedragsregels hebt te houden. Dus gewoon zoals het hoort geheimhouding betrachten, en onafhankelijkheid.

Dus ik kreeg op mijn vrije zaterdag middag 6 december 2008, een telefoontje thuis. Rob aan de lijn. “Ben ik nou ontslagen of niet??” Hij was dan inderdaad voorwaardelijk ontslagen door de rechtbank. U kunt het zo nalezen, google maar: ECLI:NL:RBSGR:2008:BG9270. Maar welke voorwaarde dan? Wist hij veel! Z’n vrouw in paniek. Rob zelf in paniek. Hij had toch ook een hypotheek en studerende kinderen… Ik had met ‘m te doen. Hij moest doen wat ik wilde, binnen drie maanden, maar wat dan precies? Niemand die hem dat kon vertellen, zelfs zijn eigen advocaat niet. Z’n lot lag compleet in mijn handen, want ik was nou eenmaal de enige procespartij die witte of zwarte rook kon uitscheiden over z’n ontslag… Nou ja, het kwam er op neer dat de boel veel beter geheim gehouden moest worden. Onafhankelijkheid had ik verloren. Althans in het “dictum” van het vonnis. Dat dorsten de rechters toch niet aan. Maar onze juridische adviezen aan de letselschadesachtoffers moesten toch echt geheim worden gehouden. Zoals het advocaten betaamt. En wie advocaatje speelt, moet dan ook heus de regeltjes volgen, toga of geen toga. Ook Rob dus. En binnen drie maanden. Tsja, dat duurde wel even… Ik had ook zelf wel even tijd nodig om bij te komen en de cryptische formulering van de rechtbank te ontwarren en helder te krijgen wat die Rob en z’n managementteam nou eigenlijk precies moesten omgooien. Ondertussen werd ik flink in de watten gelegd. Van melaatse werd ik subiet een soort onderkoning op kantoor. Dat hele managementteam bungelde als marionetten aan mijn touwtje. Dat was wel een raar gevoel.  Maar afijn, ik hielp die Rob dan toch maar met het formuleren van nieuwe beleidsregels, zodat ie z’n mooie baantje kon houden.

Ik gaf pas het groene licht aan de rechtbank toen ik een circulaire van het Verbond van Verzekeraars onder ogen kwam dat alle rechtsbijstandsverzekeraars zich voortaan aan die door mij uitgelokte uitspraak moesten houden en toen ook de Minister van Justitie in de Tweede Kamer bezwoer dat dat voortaan zou gebeuren. Tsja, allemaal theater, poppenkast en leugens uiteraard, maar op dat moment verwachtte ik dat men zich aan die belofte zou houden… Waarom bleef ik zo boos en zo roekeloos? Nadat ik dan toch gewonnen had, tegen alle verwachtingen van iedereen in, nadat ik zo ontzettend veel gewanhoopt had, nadat dan toch de rust was weergekeerd, en mijn eigen kantoor braaf mijn geheimhoudingsregels was gaan volgen moest ik weer zo nodig de bel luiden. Opnieuw! Weer een email, naar de nieuwe directeur nu. Rob was dan toch maar ontslagen. Niet door mij maar door de verzekeraars zelf. Die Rob was z’n gezag natuurlijk kwijt. Dus een nieuwe directeur. Want ik zie na enige maanden dat andere kantoren in de branche doodleuk doorgaan met geheimen over de schutting gooien, net zo makkelijk richting de tussenpersonen en schadeverzekeraars. Alsof die Minister maar een praatje pot hield. Ach ja, Kamervragen stellen inderdaad helemaal niets voor. D’r waren weer verkiezingen geweest, nieuwe Kamerleden…  Weten die veel! Een nieuwe Minister. Interesseert het ook niets, die geheimhouding van mij. Ik dus e-mailen naar onze concurrent in de branche, een ander groot kantoor voor rechtsbijstandverzekerden. Dat ’t nog steeds niet deugde daar bij die concurrent…. Wat bezielde me om mezelf zo op de voorgrond te plaatsen en het risico op ontslag op de koop toe te nemen? 

Wilde ik er weg? Ik voelde me al een tijd ongelukkig in Zoetermeer. Getver de getver. Elke dag naar dat klotewerk in dat klotegat tussen die kloteflats, met al die klotecollega’s waar vrijwel niemand ussen zat waar ik ook maar in de verte contact mee had. Waar links en rechts om je heen de mensen wegkomen met doen alsof. Met de wind meewaaien. Met de schijn ophouden. Met je geheimen op straat gooien. Zo maak je jezelf dus wijs dat je ongelukkig bent. Je ziet alleen die kloterigheid. Je maakt zelf deel uit van de kloterigheid. Wat deed ik er nog… Nou, die nieuwe Dikke Deur hielp een handje mee om me weg te krijgen. Grote schande dat ik die concurrent had benaderd! Weer een ontslagzaak. Nu tegen mij. Nu was ik de rotte appel. Ik geloofde het wel. Ik had geen zin meer me te verweren. Wat moest ik met die kooplui om me heen. Ik wilde weer in advocatenland wonen. Er zou toch wel ergens nog een advocatenkantoor zijn dat een beetje wilde deugen? Dus ik liet me maar uitkopen. Een handdruk, niet van goud hoor. Gewoon een neutraal bedrag. Genoeg om het een jaartje uit te zingen. Even op adem komen…Wat bezielde me om vervolgens na twee jaar opnieuw de klok te luiden? Weer een gevecht tegen dezelfde gasten. Nu om vrije advocaatkeuze. Dat wil zeggen: een echte vrije keuze, op het juiste moment… Dat zou me twee jaar later dus gebeuren.

Het lukte me zowaar een gewoon advocatenkantoor te vinden dat me in dienst wilde nemen. Binnen zes maanden. Tegen het loon dat ik vroeg. Zonder dat ik een lopende praktijk meenam. Opnieuw in het stadje P. nota bene. Een nieuw kantoortje. Algemene praktijk voor particulieren en kleine ondernemers. Echtscheidingen, ontslagzaken, burenruzies… je kent het wel. Het gewone werk. Ik vond het heerlijk. Geen managers meer om me heen. Geen Dikke Deur. Onafhankelijk. Ik was weer helemaal onafhankelijk! Maar niet heus… Binnen een half jaar liep ik weer tegen die rechtsbijstandsverzekeraars aan. Ik bleek bij een netwerkkantoor van ze te werken. Ik was opnieuw in het net van de verzekeraars gezwommen, in dezelfde fuik…. Een netwerkkantoor krijgt zaken toegespeeld waar de eigen juristen van de verzekeraars niet aan toe komen. Zo’n advocaat krijgt dan een ontslagzaak of zo voor een mager honorarium. Genoeg voor een standaard klusje, maar te weinig voor echte doortastende bijstand wanneer een bewerkelijke zaak zich aandient. Dus weer verkeerde financiële prikkels. Weer die prikkel om de zaak maar snel af te doen. De poen is toch al binnen. Waarom nog hard werken? Je stelt gewoon een schikking voor. Iedereen blij. Snel naar de volgende betalende zaak. Zo werkt dat. Maar ik behoor die cliënt dus vrije keuze te geven. En wel een goed geïnformeerde vrije keuze, dat ie dus ook kan kiezen voor een advocaat die gewoon per uur een goed honorarium ontvangt. Dus een advocaat die er alle belang bij heeft om juist doortastend voor die cliënt op te treden. Maar dat was uiteraard niet de bedoeling dat ik zo eerlijk zou zijn. Die rechtsbijstandsverzekeraar vond dat helemaal niet leuk van me. Van die kant ging ik geen nieuwe zaken meer krijgen. Dus dat ging me weer omzet kosten.

Heb ik eerst een artikel in het Advocatenblad gepubliceerd. Dat ze de kluit belazeren. Dat 9 miljoen mensen recht hebben op vrije keuze van een raadsman in elke procedure. Geen enkele professor dekte me. Geen enkele andere advocaat. Ook de advocatenorde hield zich afzijdig. Ook de Minister: het was allemaal al prima geregeld in Nederland bezwoer die op kamer vragen.  Toen ben ik verder de trom gaan roeren. Met persberichten. Dat het een criminele organisatie was, daar bij DAS en ARAG en bij ING en ABN Amro en wie al niet, ze deden allemaal mee met het bedrog, met idiote drogredenen waarom in Nederland gidsland, dwars tegen de Europese richtlijn in, geen vrije keuze verleend hoefde te worden. Zo kwam er een advocaat uit Apeldoorn op me af die een cliënt had die niet op hem mocht kiezen. Dankzij dat misbaar van me over criminele toestanden. En met die confrère uit Apeldoorn startte ik een kort geding in Amsterdam. En we wonnen dat bijna. De rechter dorst in zijn dictum net niet zover te gaan om ons gewoon compleet gelijk te geven. De belangen waren te groot. Wij stonden model voor al die miljoenen verzekerden. Dus iedereen in hoger beroep, naar dat Gerechtshof dat ons zo’n vuile streek leverde. Die gewoon met kletskoek op de proppen kwam, een redenering met als kern dat DAS toch niet verboden was om zelf rechtsbijstand te verlenen. Maar daar ging het helemaal niet om. Het ging erom dat die cliënt eerst de vrije keus kreeg, een behoorlijk geïnformeerde keus, hetzij voor een eigen jurist of voor een andere raadsman.

Wie heeft die Raadsheren omgekocht? Ik heb het ze veel later nog eens gevraagd, maar die zwijgen verder. Valt ook niet uit te leggen. Dus door naar de Hoge Raad en naar het Europese Hof. En uiteraard krijgen we uiteindelijk, na bijna drie jaar wachten, het pontificale gelijk dat we al lang hebben. Halleluja. De vlag mag uit! Er komt dan toch vrije advocaatkeuze in Nederland, vierentwintig jaar te laat, maar soit, een kniesoor die daar over valt toch? Wat boeit het dat onze Ministers van Justitie en Financiën de kluit totaal om te tuin hebben geleid, vanaf de eerste introductie van die Europese richtlijn tot de laatste kamervragen aan toe? Wie interesseert het wat, dat al die jaren honderdduizenden gedupeerden hun grondrecht op een eerlijke advocaat werden onthouden? Ze gaan zich vanaf nu dan toch netjes aan de wet houden. Zou je denken…. ze kunnen moeilijk anders. De uitspraak van het Europese Hof slaat in als een bom. Alle advocatenkantoren zullen een graantje mee mogen pikken. Voortaan moeten de verekeraars die advocaten gewoon de poen toeschuiven bij vrije keuze, als die cliënt naar de rechter wil. Maar niet mijn kant op. Mijn praktijk lag inmiddels op apengapen. Dat gevecht tegen de hele financiële industrie, tegen de advocatenorde en de Ministers was niet in m’n kouwe kleren gaan zitten. M’n gewone praktijk had er zwaar onder te leiden gehad.

En mijn naam stond er ook al niet onder, onder die fijne uitspraak van het Europese Hof. Ik had de zaak dan wel van begin af geleid, maar bij de Hoge Raad en verder Europa in, daar was ik niet toegelaten. Mocht een speciale cassatieadvocaat begeleiden. Voor een heleboel poen. Dus niemand weet hoeveel energie en argumentatie ik daar helemaal pro deo had ingestopt. We zaten ook nog eens in een financiële crisis in Nederland. Veel advocaten legden het loodje. Te weinig betalende klanten. En pro deo levert te weinig op. Daar kan je je dure kantoor niet mee bedruipen. Ik kon mijn loon amper bij elkaar harken met echtscheidingen en ontslagzaken en burenruzies, die vrijwel allemaal peo deo moesten. Ook weer zo’n geweldig systeem waarbij je geen enkele prikkel ervaart als advocaat om nu eens doortastend te gaan optreden. Opnieuw krijg je maar een habbekrats voor de benodigde inspanning. En dan zwijg ik nog maar over de stoet aan doorgedraaide idioten die allemaal een nog appeltje te schillen hadden met hun rechtsbijstandsverzekeraars, die stuk voor stuk voor me zaten te grienen hoe die juristen de boel verkloot hadden, hun dossier versloft hadden, onterecht hadden afgewezen of hen ronduit de huid hadden vol gescholden omdat die juristen nou eenmaal compleet aan hun taks zaten, bedolven onder de stroom kutzaken, waarmee die juridisch nauwelijks geschoolde gasten immers hun slavenarbeid moesten verrichten bij die verzekeraars… En allemaal wilden ze voor een dubbeltje op de eerste rang, die spijtoptanten. Mocht ik voor wat kruimels al die verknoeide dossiers doorworstelen, opgediend met ellenlange huilbrieven, waar geen kop of staart aan te ontdekken viel, geen enkele behoorlijke onderbouwing, waarin ik me alleen maar door bergen emotionele herhalingen van gloeiend onrecht moest ploegen…

En tussen mij en Aaltje boterde het ook steeds minder. M’n werk en m’n huwelijk stonden allebei behoorlijk op wankelen. Ze dacht dat het nou wel eens klaar zou zijn met m’n klokgelui. Maar ik was nog lang niet klaar. D’r worden nog steeds geheimen gedeeld met de tegenpartij. Een druk op de knop en alle vertrouwelijke informatie gaat linea recta naar die tussenpersoon met z’n dubbele pet. En die vrije keuze doen ze zoveel mogelijk de das om. Niet juridisch, niet met kleine lettertjes, maar door eenvoudig een eigen bijdrage te vragen. Wie betaalt d’r nou tweehonderd euro voor een echte advocaat, als je gratis een nepjurist krijgt? Weten de mensen veel? En wie krijgt er netjes uitgelegd dat die nepjurist z’n salaris van de tegenpartij ontvangt? Dat die wordt aangestuurd om geen fluit voor je uit te voeren! Zodat je enig benul hebt waar je die vrije keuze op zou kunnen baseren…? Wat is dat voor vrijheid dan, als je die met slinkse verkooppraatjes over hun eigen “specialisten” krijgt opgediend? Inzicht geeft vrijheid. Onnozelheid betekent gebondenheid. D’r was nog genoeg werk aan de winkel voor me. Die klokken waren me al weer veel te stil en moesten nodig opnieuw geluid.

Maar niemand wil het horen. Ik ben weer roepende in de woestijn. Don Quichotte die tegen de windmolens vecht. En ik geef er de brui aan. Of liever… ik kots mezelf helemaal uit. Ik ben zo ziek van m’n eigen gelul, van mijn doorgedraaide queeste tegen het grote geld en de gevestigde belangen, dat ik alles laat instorten. M’n werk, m’n huwelijk, m’n geestelijke gezondheid, niets boeit me nog. Ik ga die ladder helemaal omlaag, de diepte in, hup naar de onderwereld. Ik beland in een diepe depressie, burn-out, hoe noem je dat. Maar d’r moet nu eenmaal brood op de plank. Ik kom ergens terecht in Hoorn, op ‘n klein kamertje, gescheiden van Aaltje, die ik wel nog alimentatie moet betalen. Dus daar is nog een klein advocatenkantoor in de buurt. Die neemt me aan. Gewoon voor de poen die ik vraag.

Hij kent me nog van een kut zaak waarin ie m’n tegenstander was. Weet nog hoe ik hem alle hoeken liet zien… Ik nog hopen op wat eerlijk werk op dat kantoortje. Lachwekkend gewoon, die hoop van mij. Kansloos uiteraard. Het is daar als overal. Opnieuw buffelen voor kansloze zaken. Die advocaat die me aanneemt heeft net als Casander geen flauw benul van zaken, geen last van juridische kennis.

Dat is een enorm talent. Had ik dat maar! Ik lig maar wakker van alle regeltjes die ik met voeten treed door kansloze zaken te behandelen. Maar daar heeft m’n nieuwe kantoorgenoot absoluut geen last van. Die krijgt nooit een klacht aan z’n broek. Omdat ie altijd vriendelijk blijft. Een warme man. Ik mocht ook wel eens een beetje warmer worden, vond ie. Ik ben veel te kil met m’n scrupules. Hij hield het dan ook niet zo lang met me uit. Anderhalf jaar was hem meer dan genoeg. Ik had de meeste lijken in de kast wel opgeruimd in die tijd. Hoogste tijd voor een frisse stagiaire vond ie, die ‘m ook een stuk minder kostte dan ik en die geen aanmerkingen zou hebben op die kansloze prutzaken waar z’n kantoor op dreef. Hij vond me ronduit arrogant. Ik had er geen antwoord op. Ik was inmiddels volkomen sprakeloos. Het was me niet gelukt. Het was me niet gelukt om ergens in Nederland een stukje rechtvaardigheid te creëren, een mooi plekje voor tante Themis, waar die nou eens rustig kon neerdalen uit de juridische hemel. En ik hoef ook niet meer. Ik wil niet meer weten of ik het goed doe. Ik wil niet meer natellen wat het me kost. Ik wil niet langer tussen die getabberde roofvogels. Ik doe niets meer. Ik knoop mezelf gewoon op…

Maar ook dat lukt maar half, mislukt dus eigenlijk. Ik ben er nog. Lig beduusd tussen de basaltblokken achter het theater waar ik me midden in de nacht wou ophangen. Tyraps gebroken… Ik had nog snel m’n laatste poen naar Aaltje gestuurd, m’n ex. Hoe die daar nou midden in de nacht achter kwam is me een raadsel. Maar ze ruikt onraad, belt 112, en daar staat de petoet al bij m’n voordeur als ik strompelend en met ontzette nek kom aanschuiven. Hup naar het gekkenhuis. D’r is zowaar plaats voor me op de crisisdienst. Daar moet je wel wat voor doen, begrijp ik van m’n lotgenoten achter slot en grendel. Je komt d’r niet zomaar binnen! En je komt er ook niet zo makkelijk weer uit. Ik vind het wel even best een paar dagen. Je krijgt er goed te vreten, je hoeft even niets… Maar al snel begin ik m’n jointjes te missen en m’n wodka. Ik klets mezelf er binnen een week weer uit. Zo sprakeloos was ik nou ook weer niet… Ik verdwijn de ziektewet in. Meld me ziek bij UWV wegens chronische blijdschap. Heus. Ik ben te blij om nog de onzin te kunnen verdragen, om nog als advocaat te kunnen functioneren. Ik lach iedereen toe of uit. Mezelf incluis. Verder doe ik er het zwijgen toe. Uitgeluld.