Daklozen, spookjongeren, voedselbanken en miljonairs

Piet van der Lende26 augustus 2019

hierslapen.jpg

Zomaar wat berichten van de laatste maand. Gisteren maakte het CBS bekend dat het aantal daklozen in Nederland in tien jaar tijd meer dan verdubbeld is. In 2009 waren 17.800 mensen dakloos. Vorig jaar waren dat er 39.300. Vooral het aantal jonge daklozen is in tien jaar tijd toegenomen. Vorig jaar was 1 op de 3 daklozen tussen de 18 en 30 jaar. Uit de cijfers blijkt verder dat het vaak mannen zijn die dakloos zijn en dat meer dan de helft van de daklozen een migratieachtergrond heeft.

Dinsdag maakte de koepel van voedselbanken bekend dat het aantal deelnemers aan voedselbanken is gestegen. Uit de halfjaars enquête onder de voedselbanken blijkt dat het klantenaantal nog steeds toeneemt. Het aantal geholpen huishoudens steeg met acht procent. Het aantal kinderen steeg met bijna zeven procent. De samenstelling van het klantenbestand lijkt te veranderen. Er werden relatief meer alleenstaanden en eenoudergezinnen geholpen. Het aantal ouderen dat een beroep doet op voedselhulp stijgt ook. Dat zou kunnen komen doordat de kosten van levensonderhoud harder zijn gestegen (BTW-verhoging, en energiekosten) dan de pensioenen en AOW.

Eind juli werd bekend dat het aantal spookjongeren toeneemt. In principe staan burgers in Nederland ingeschreven bij de gemeente op het adres waar ze wonen. Spookjongeren staan niet ingeschreven bij de gemeente. Of ze hebben de afkorting “VOW” achter hun naam. Dat zit zo. Bij een verhuizing geef je dat door aan de gemeente. Maar soms doet men dat niet. Of iemand anders schrijft je uit zonder een nieuw adres van je op te geven. Dan krijgt de persoon waarvan de woonplaats onbekend is de afkorting VOW achter zijn of haar naam. Vertrokken Onbekend Waarheen. In 2018 hadden 50.124 jongeren tussen de 18 en 27 jaar de letters VOW achter hun naam, ruim 1.500 meer dan het jaar ervoor. Die letters VOW achter een naam hebben grote gevolgen. Als de gemeente niet weet waar je bent, dan wordt je BSN-nummer als het ware bevroren. Dat betekent dat je kan fluiten naar alle voorzieningen van de verzorgingsstaat. Je kunt geen zorgverzekering afsluiten, uitkering aanvragen of een baan aannemen. Jongerenwerkers zien deze doelgroep vaak afglijden in de criminaliteit.

En dan dit bericht. Het aantal miljonairs in Nederland blijft toenemen. Ons land telde begin 2017 ongeveer 115.000 miljonairshuishoudens, zo’n 3.000 meer dan een jaar daarvoor. Gemiddeld beschikten de miljonairs over een vermogen van ruim drie miljoen euro. Daarbij zijn de waarde van de eigen woning en eventuele hypotheekschulden niet meegeteld! Een groot deel van het vermogen van de miljonairs zit vaak in eigen bedrijven. Het besteedbaar jaarinkomen van miljonairshuishoudens bedroeg in 2017 gemiddeld 117.000 euro, waar niet-miljonairs het gemiddeld met 40.000 euro moesten doen.

Er zijn allerlei meer of minder voor de hand liggende commentaren op bovenstaande nieuwsberichten mogelijk. Duidelijk is in ieder geval dat de kloof tussen heel arm en heel rijk sterk toeneemt, waarbij de regering de armen armer en de rijken rijker maakt. Terwijl de laatste groep allerlei belastingvoordelen van de overheid geniet, worden de armen onderworpen aan onder ander het controleregime van de bijstand. Daar krijgen ze te maken met een woud aan streng gecontroleerde regels – sommigen spreken van een sociaal panopticum – en moeten ze leven van een veel te laag sociaal minimum.

Deels is daarmee al een antwoord gegeven op de vraag hoe het kan dat in een rijk land als Nederland spookjongeren zonder enige voorziening rondzwerven, mensen geen geld hebben om eten te kopen en een beroep moeten doen op de voedselbank, en het fundamentele mensenrecht van een dak boven je hoofd voor velen niet wordt gerealiseerd? Het is deels het gevolg van overheidsbeleid. Het zou te ver voeren om in dit artikel alle oorzaken op te sommen. Een paar opmerkingen. Daklozen, mensen die een beroep doen op de voedselbank, en spookjongeren: ze hebben vaak te maken met een schuldenproblematiek. Globaal zijn er de volgende typen schulden te onderscheiden:

1. Overlevingsschulden. De schuldenaar heeft te weinig inkomsten in verhouding tot zijn vaste lasten. Dit type schulden komt vooral voor bij mensen die rond het sociaal minimum leven. Deze schuldenaars zullen moeten proberen om hun inkomsten te verhogen. Bijvoorbeeld door betaald werk te gaan doen, of door via hulpverlening gebruik te maken van inkomensverruimende maatregelen als huurtoeslag en zorgtoeslag, maar ook het vaak ingewikkelde gemeentelijke minimabeleid.

2. Overbestedingsschulden. De schuldenaar heeft in beginsel genoeg geld, maar heeft te veel kredieten afgesloten en is hierdoor in financiële problemen gekomen. Hier vinden we de middengroepen die door hoge kosten, zoals kinderopvang of een hypotheek, het hoofd niet boven water kunnen houden.

3. Aanpassingsschulden De schulden zijn een gevolg van een aanzienlijke verandering aan de uitgaven- en of aan de inkomstenkant. Denk aan situaties als echtscheiding, baanloosheid, arbeidsongeschiktheid en dergelijke.

4. Compensatieschulden Deze schulden ontstaan door psychologische problemen zoals drugs- of koopverslaving. Hierbij zullen de problemen die de basis vormen van de problematische schuldsituatie moeten worden opgelost.

5. Aangekoekte schulden. Dat zijn schulden die ontstaan door boetes, rente, aanmaningen, incassokosten, afsluitingen en aansluitingen, bezoek van deurwaarders, enzovoorts. Door dergelijke bewegingen rond de oorspronkelijke schuld verdubbelen schuldbedragen zich snel.

Duizenden hulpverleners en ambtenaren, zoals GGZ-consulenten, sociaal raadslieden, maatschappelijk werkers, sociale dienst-ambtenaren, enzovoorts, houden zich bezig met pogingen om de schuldenproblematiek van bovengenoemde categorieën mensen op te lossen. En er is wetgeving, zoals de Wet Schuld Sanering Natuurlijke personen (WSNP). Over deze hulpverlening als het eigenlijk te laat is, valt veel te zeggen, maar ik wil in dit stukje het overheidsbeleid onder de loep nemen. Moeten we niet ook een preventief beleid voeren?

Wat opvalt bij bovengenoemde typen schulden is in de eerste plaats dat veel schuldenaren blijkbaar geen financiële reserve hebben om klappen op te vangen of onvoorziene uitgaven te financieren. Dat is zo bij de overlevingsschulden en de aanpassingsschulden. In de tweede plaats dat regelingen en publieke diensten vrij snel wegvallen als bijvoorbeeld het inkomen uit betaald werk wat hoger is, zoals bij de overbestedingsschulden. Hoe komt het dat er geen financiële reserve is? Ik denk in de eerste plaats omdat het sociale minimum veel te laag is om van te leven. Je kunt er in het gunstigste geval je vaste lasten mee betalen, en je dagelijkse boodschappen, als je zuinig aan doet, maar aan het eind van de maand zit je bij wijze van spreken op nul. Er is geen gelegenheid om te sparen. Uit het oogpunt van preventief beleid heeft het dus wel degelijk zin om het sociale minimum te verhogen. De FNV voert momenteel campagne de campagne #Samenvoor14 om het wettelijk minimumloon en de daaraan gekoppelde uitkeringen naar 14 euro per uur te krijgen. Maar dat is niet voldoende. Het is ook het de vraag of bepaalde publieke voorzieningen, zoals eigenlijk ook de kinderopvang, niet goedkoper moeten worden om de mensen met overbestedingsschulden tegemoet te komen.

Maar vele regelingen zullen moeten veranderen, zoals de Participatiewet waaruit de bijstandsuitkeringen worden betaald. Bij de invoering van de kostendelersnorm- (waarbij je gekort wordt in je bijstandsuitkering als er een volwassene bij je in huis woont) werd erop gewezen dat die de toename van het aantal spookjongeren zou bevorderen. Hoofden van eenoudergezinnen zouden wel eens hun meerderjarig kind het huis uit kunnen bonjouren om de korting van de kostendelersnorm te ontlopen. Zeker wanneer het hoofd van het eenoudergezin het water financieel gezien al aan de lippen staat. Eigenlijk is de hele Participatiewet zo ingericht dat het onder dat regime onmogelijk is om een reserve op te bouwen om calamiteiten op te vangen. Het principe is: als er van elders inkomsten zijn, bijvoorbeeld uit deeltijdarbeid, wordt dat in mindering gebracht op je uitkering. En als je ergens kosten kunt besparen, dan wordt je ook gekort. Dat basisprincipe maakt het ook onmogelijk om een reserve op te bouwen.

Ronduit belachelijk zijn de regels op het gebied van kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en waterschapslasten. Om voor kwijtschelding in aanmerking te komen moet je spaargeld letterlijk 0 euro zijn. Heb je een paar honderd euro, dan moet je al betalen. Dus de minima worden voor de keus geplaatst: zorgen dat je totaal geen reserve hebt, of eerst 500 sparen voor de belastingen en dan begin je pas te sparen voor jezelf.

Er lijkt mij een verband te bestaan tussen de nieuwe cijfers over dakloosheid en de spookjongeren. Vooral het aantal jonge daklozen is de afgelopen tien jaar toegenomen. Een deel van de jongeren die verschijnt in de daklozenstatistieken lijkt mij te behoren tot de categorie spookjongeren. En daarmee stuiten we op een ander fenomeen van een falend overheidsbeleid: de rigide administratieve bureaucratische registratiesystemen met haar controlemechanismen die verhinderen dat een dakloze uit zijn of haar situatie komt. Bekend bij daklozen en spookjongeren is het principe van de administratieve vicieuze cirkel. Zoals we hiervoor zagen hebben spookjongeren de afkorting VOW achter hun naam en is hun BSN-nummer bevroren. Dan kom je voor allerlei regelingen niet meer in aanmerking, en kan je dus je problemen niet meer oplossen. Om een bijstandsuitkering aan te vragen moet je niet alleen een werkend BSN-nummer hebben, je moet ook je woon- of verblijfplaats opgeven. En jezelf legitimeren met een ID-kaart of paspoort. Veel daklozen hebben dat allemaal niet. Dus geen bijstandsuitkering, dus geen begin van een oplossing. Hoe belachelijk de systemen zijn blijkt wel uit het feit dat daklozen die toch een uitkering hebben te maken krijgen met “struikbezoeken”. Handhavers gaan op pad in parken en straten om te controleren of de bewuste dakloze zich wel bevindt bij het opgegeven bosje of bruggetje.

Het is onmogelijk om alle aspecten van een preventief beleid te behandelen, maar ik heb enkele punten genoemd. Maar bij deze regering ontbreekt de politieke wil om de kloof tussen arm en rijk te verkleinen en iets aan bovengenoemde zaken te doen. Dat is makkelijk te financieren door de rijken een beetje meer belasting te laten betalen. En niet te vergeten de grote bedrijven te belasten. Die weten van gekkigheid niet meer wat ze met hun geld moeten doen. Er is geld zat!

Dit artikel is overgenomen van Doorbraak.